ECLI:NL:RBDHA:2024:16791
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen feitelijke uitzetting van asielzoeker
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, een asielzoeker met een V-nummer, afgewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen zijn feitelijke uitzetting naar Tunesië, die op 26 september 2024 zou plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verzoeker een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend op 24 september 2024, maar dat deze aanvraag niet in de weg staat aan de voorgenomen uitzetting. De verweerder, de Minister van Asiel en Migratie, had op 16 september 2024 aan verzoeker laten weten dat de uitzetting zou plaatsvinden, en op 25 september 2024 werd het besluit genomen dat de uitzetting niet achterwege zou blijven.
De voorzieningenrechter overweegt dat de mogelijkheid tot bezwaar tegen de feitelijke uitzetting beperkt is en dat verzoeker geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de rechtmatigheid van de uitzetting in twijfel trekken. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is op 25 september 2024 aan partijen medegedeeld. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.