ECLI:NL:RBDHA:2024:16790

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.11582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van familieleven en afhankelijkheid

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen op 6 februari 2023, en het bezwaar van eiseres werd bij het besluit van 19 februari 2024 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres, haar ouders en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat er geen familieleven bestaat tussen eiseres en haar referent in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank stelt vast dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn aangetoond, zoals financiële of emotionele afhankelijkheid. Eiseres en referent hebben lange tijd niet samen gewoond, en er is onvoldoende bewijs dat eiseres afhankelijk is van haar ouders. De rechtbank oordeelt dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden, aangezien de ouders van eiseres wel zijn gehoord.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11582

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Mohasselzadeh),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Latul).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 6 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, de vader van eiseres (hierna: referent), de moeder van eiseres, de heer El Barbar als tolk via telefoonverbinding, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Referent woont sinds 1997 in Nederland. Sinds oktober 2014 wonen ook de moeder van eiseres en haar broer in Nederland. Referent heeft op 28 september 2022 een aanvraag ingediend voor een mvv voor eiseres met als doel verblijf als familie- en gezinslid bij referent.
4. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat er geen familieleven is tussen referent en eiseres in de zin van artikel 8 van het EVRM [1] . Er is geen sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen referent en eiseres. Zij wonen al lange tijd niet samen, van financiële afhankelijkheid is niet gebleken en ook is niet aangetoond dat referent en eiseres over en weer afhankelijk zijn van elkaars zorg. Verder heeft eiseres sterke banden met haar land van herkomst Irak en heeft zij geen banden met Nederland, los van de band met haar ouders en broer.
Wat vindt eiseres in beroep?
5. Eiseres en referent vinden dat zij wel hebben aangetoond dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen hen. Verweerder heeft het bezwaar onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd beoordeeld. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met alle feiten en omstandigheden. Verweerder concludeert namelijk dat eiseres en referent lange tijd niet meer samen hebben gewoond, zonder de reden daarvan bij de beoordeling te betrekken. Eiseres was destijds ontvoerd en niemand wist waar zij was. Ook heeft verweerder niet betrokken dat eiseres, toen referent haar in 2008 bezocht, als vluchteling in Syrië verbleef. Verweerder had eiseres zelf ook moeten horen zodat zij zelf had kunnen verklaren waarom zij vindt dat zij meer dan gebruikelijk afhankelijk is van haar ouders. Verder is eiseres financieel afhankelijk van haar ouders omdat zij niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien sinds zij gescheiden is. Ook zijn eiseres en haar ouders wel van elkaar afhankelijk voor zorg. Anders dan waar verweerder vanuit gaat heeft eiseres in Irak geen familieleden die haar voorgoed kunnen helpen met haar problemen. Tot slot is er sprake van een objectieve belemmering omdat de ouders van eiseres niet naar Irak kunnen reizen vanwege hun medische omstandigheden en de onveilige situatie in Irak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. Een familierelatie tussen een ouder en een meerderjarig, niet jongvolwassen, kind valt alleen onder de bescherming van artikel 8 van het EVRM wanneer er sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Verweerder moet een brede beoordeling maken van de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, waarin hij alle individuele omstandigheden van het geval betrekt. Elementen zoals financiële en materiële afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkenen en de banden met het land van herkomst moeten in die beoordeling een rol spelen. Verder kan de mate van emotionele afhankelijkheid en de vraag of betrokkenen eerder hebben samengewoond van belang zijn.
6.1.
Verweerder heeft op goede gronden kunnen concluderen dat er tussen eiseres en referent geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat niet is gebleken dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid tussen hen bestaan. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiseres al lang niet meer samenwoont met haar ouders en broer. Dat verweerder hierbij de stelling van de gemachtigde van eiseres niet betrokken heeft, namelijk dat eiseres ontvoerd was en niemand wist waar zij was, maakt dit niet anders. Tijdens de hoorzitting hebben de ouders van eiseres verklaard dat de reden dat eiseres als enige is achtergebleven in Irak was dat zij destijds getrouwd was en met haar man achterbleef in Irak, en niets genoemd over een ontvoering. Verder is niet gebleken dat eiseres financieel afhankelijk is van haar ouders ook al ontvangt zij nu (tijdelijk) financiële ondersteuning van hen na haar scheiding. Verweerder heeft ook kunnen stellen dat niet is aangetoond dat eiseres emotioneel afhankelijk is van haar ouders en dat eiseres ook personen heeft in Irak die haar kunnen bijstaan. Hoewel eiseres niet bij haar zus in huis kan wonen, hebben de ouders van eiseres tijdens de hoorzitting verklaard dat eiseres en haar zus wel veel contact hebben. Tot slot heeft verweerder ook kunnen betrekken dat eiseres en haar ouders niet hebben aangetoond dat bij één van hen sprake is van zodanig ernstige medische problematiek dat zij daarom afhankelijk zijn van elkaar.
Verweerder mag volstaan met de vaststelling dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan, als verweerder daarbij alle relevante individuele aspecten heeft betrokken. Verweerder hoeft in dat geval niet de belangen van de Nederlandse Staat af te wegen tegen de belangen van betrokkenen. Gelet op wat de rechtbank hiervoor in overweging 6.1 heeft overwogen, heeft verweerder alle relevante individuele aspecten betrokken en daaruit kunnen concluderen dat er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Ook al heeft verweerder in het bestreden besluit een belangenafweging gemaakt, zal de rechtbank hier niet op ingaan nu dit niet meer aan de orde is omdat geen sprake van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Dat geldt ook voor de vraag of sprake is van een objectieve belemmering.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de hoorplicht niet heeft geschonden. Hoewel verweerder eiseres zelf niet gehoord heeft, heeft verweerder referent en zijn vrouw wel gehoord over eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende invulling gegeven aan zijn hoorplicht.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.