ECLI:NL:RBDHA:2024:16787

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.7984 en NL23.21865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning voor familie- of gezinslid met beroep tegen besluit

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning als familie- of gezinslid. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Asiel en Migratie op 3 juli 2023, en het bezwaar van eiser werd op 1 februari 2024 eveneens afgewezen. Eiser heeft op 12 april 2023 een aanvraag ingediend, waarbij hij stelt een duurzame relatie te hebben met zijn partner, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze relatie aan te tonen. De rechtbank heeft de zaak op 12 september 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.

De rechtbank concludeert dat er geen gezinsleven is in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met zijn referente. De rechtbank wijst erop dat het geregistreerde partnerschap dat eiser en referente zijn aangegaan na het bestreden besluit niet kan worden meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt, gezien zijn onzekere verblijfsrecht en de sterke banden met Pakistan.

Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.7984 en NL23.21865
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [V-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Latul).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning met als doel verblijf als familie- of gezinslid. Ook beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 3 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 1 februari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde hebben voorafgaand aan de zitting laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser heeft op 12 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met het verblijfsdoel verblijf als familie- of gezinslid bij zijn gestelde partner [naam] (hierna: referente). Eiser stelt sinds oktober 2021 een relatie te hebben met referente en inmiddels met haar samen te wonen. Naast deze aanvraag heeft eiser ook een asielprocedure lopen omdat hij stelt gevaar te lopen bij terugkeer naar zijn land van herkomst Pakistan.
4. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen. Verweerder heeft overwogen dat eiser geen mvv heeft en niet in aanmerking komt voor één van de vrijstellingsgronden omdat eiser niet voldoende heeft aangetoond een duurzame en exclusieve relatie te hebben met referente. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat indien hij al zou moeten uitgaan van een duurzame en exclusieve relatie, dit nog niet betekent dat de belangenafweging in eisers voordeel uitvalt. Verweerder heeft eisers belangen afgewogen tegen de belangen van de Nederlandse staat en geconcludeerd dat deze belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser vindt dat hij met zijn verklaringen, handelingen en overgelegde bewijsstukken aannemelijk heeft gemaakt dat hij een duurzame relatie heeft met referente. Verder is de stelling in het bestreden besluit dat verweerder in deze procedure niet hoeft te kijken naar de argumenten waarom eiser niet terug kan keren naar Pakistan, onjuist. Los van het feit of eiser asiel verleend zal worden, kunnen deze aspecten wel een rol spelen bij de vraag of het redelijk is om van eiser te verwachten dat hij terugkeert naar Pakistan. Hij kan namelijk wel degelijk gevaar lopen zonder dat dit gevaar per se een asielrechtelijk motief zou zijn. Daarnaast verwijt verweerder eiser dat hij een relatie is aangegaan terwijl hij geen verblijfsvergunning zou hebben gehad, maar eiser heeft wel rechtmatig verblijf in Nederland in afwachting van het besluit op zijn asielaanvraag. Tot slot kan uit de overwegingen van verweerder niet worden afgeleid of wel of niet betrokken is dat eiser een (succesvolle) onderneming heeft in Nederland. Door de formulering van verweerder lijkt het alsof eiser is veroordeeld voor illegaal werken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat er tussen eiser en referente geen gezinsleven is in de zin van artikel 8 van het EVRM [1] omdat niet is aangetoond dat zij een duurzame en exclusieve relatie hebben die in voldoende mate gelijk te stellen is met een huwelijk. Hoewel uit de overgelegde stukken blijkt dat eiser en referente, samen met de broer van referente, op hetzelfde adres ingeschreven staan, is niet gebleken van een feitelijke gemeenschappelijke huishouding. Verweerder heeft ook kunnen stellen dat de verklaringen van derden die zijn overgelegd erg kort zijn en daaruit niet kan worden afgeleid dat sprake is van een reële en in voldoende mate met een huwelijk gelijk te stellen relatie, en dat dit ook niet blijkt uit de ongedateerde foto’s die zijn overgelegd. Dat eiser en referente inmiddels op 4 juni 2024 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Het geregistreerde partnerschap dateert van na het bestreden besluit, waardoor verweerder dit niet bij zijn besluitvorming heeft kunnen betrekken.
7. Wanneer verweerder op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat er geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, hoeft hij geen belangenafweging te maken. Hoewel verweerder wel een belangenafweging heeft gedaan, zal de rechtbank hier daarom niet op ingaan.
8. Verweerder heeft wel aangenomen dat eiser privéleven heeft in de zin van artikel 8 van het EVRM. Verweerder heeft de belangenafweging in redelijkheid in het nadeel van eiser kunnen laten uitvallen. Wanneer het privéleven is opgebouwd in een periode waarin iemand wist dat hij een onzeker verblijfsrecht had, bestaat alleen onder bijzondere omstandigheden reden voor de conclusie dat op grond van artikel 8 van het EVRM een verplichting bestaat tot het laten voortzetten van het privéleven. Verweerder heeft er op kunnen wijzen dat eiser geen verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad, het grootste deel van zijn leven in Pakistan heeft gewoond en geen sterke banden heeft met Nederland. Verweerder heeft in het kader van eisers privéleven meegewogen dat eiser een eigen bedrijf is gestart, maar heeft geconcludeerd dat hieruit niet blijkt dat eiser (sterke) banden met Nederland heeft of in ieder geval sterkere banden met Nederland dan met Pakistan. Of eiser gevaar loopt bij terugkeer naar Pakistan is een vraag die behandeld wordt in eisers asielprocedure.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [2]
11. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.