ECLI:NL:RBDHA:2024:16787
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning voor familie- of gezinslid met beroep tegen besluit
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning als familie- of gezinslid. De aanvraag werd afgewezen door de Minister van Asiel en Migratie op 3 juli 2023, en het bezwaar van eiser werd op 1 februari 2024 eveneens afgewezen. Eiser heeft op 12 april 2023 een aanvraag ingediend, waarbij hij stelt een duurzame relatie te hebben met zijn partner, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om deze relatie aan te tonen. De rechtbank heeft de zaak op 12 september 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
De rechtbank concludeert dat er geen gezinsleven is in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij een duurzame en exclusieve relatie heeft met zijn referente. De rechtbank wijst erop dat het geregistreerde partnerschap dat eiser en referente zijn aangegaan na het bestreden besluit niet kan worden meegenomen in de beoordeling. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt, gezien zijn onzekere verblijfsrecht en de sterke banden met Pakistan.
Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier, en is openbaar gemaakt.