ECLI:NL:RBDHA:2024:16786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.3637 en NL24.3638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en het verzoek om een voorlopige voorziening. De aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen op 25 januari 2023, en het bezwaar van eiseres leidde niet tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft de zaak op 12 september 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Eiseres, geboren in 2000 met de Amerikaanse nationaliteit, had op 10 september 2022 een aanvraag ingediend. De afwijzing was gebaseerd op het niet voldoen aan het middelenvereiste, omdat de referent niet over voldoende zelfstandige en duurzame middelen van bestaan beschikte. De rechtbank oordeelt dat de verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste, aangezien er onvoldoende bewijs was dat referent daadwerkelijk inkomen ontvangt uit de vennootschap onder firma waar hij eigenaar van is.

De rechtbank heeft ook de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM beoordeeld en geconcludeerd dat de verweerder alle relevante belangen heeft betrokken. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de beleidsregels af te wijken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.3637 en NL24.3638
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)
(gemachtigde: mr. H. Yousef),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Latul).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 25 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 januari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de heer [referent] (hierna: referent), en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2000 en heeft de Amerikaanse nationaliteit. Zij heeft op 10 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bij referent.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat referent niet voldoet aan het middelenvereiste. Niet is gebleken dat hij over voldoende zelfstandige en duurzame middelen van bestaan beschikt. Het beroep op het arrest Chakroun [1] slaagt niet, nu eiseres en referent verweerder – na zijn verzoek – geen informatie hebben gegeven om een beoordeling te maken. Verder is er geen sprake van bijzondere omstandigheden waardoor verweerder afwijkt van de beleidsregels en de aanvraag toch inwilligt. De belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [2] valt uit in het nadeel van eiseres.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Er wordt wel voldaan aan het middelenvereiste. Bovendien heeft referent weinig tot geen vaste lasten, waardoor een beroep op het arrest Chakroun wel gerechtvaardigd is. Referent heeft ook de vragen van verweerder in het kader van het arrest Chakroun beantwoord. Verder is er sprake van familieleven tussen eiseres en referent. Gelet daarop en de rest van de omstandigheden had de belangenafweging in het voordeel van eiseres moeten uitvallen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Middelenvereiste
6. Uit artikel 3.22 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en artikel 16, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) volgt dat referent duurzaam en zelfstandig dient te beschikken over voldoende middelen van bestaan. In het arrest Chakroun is bepaald dat, omdat de behoeften van persoon tot persoon sterk kunnen verschillen, de lidstaten wel een bepaald referentiebedrag kunnen vaststellen maar dat zij ook een concrete beoordeling moeten maken van de situatie van iedere aanvrager. [3]
6.1.
De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste. Referent heeft niet met objectieve bewijsstukken aangetoond dat hij daadwerkelijk inkomen ontvangt uit de vof [4] waar hij samen met zijn vader eigenaar van is. Hoewel referent recht heeft op 50 procent van de winst uit de onderneming en uit het vof-contract volgt dat referent wekelijks of maandelijks een bedrag uit de kas op kan nemen, is niet gebleken dat hij deze gestelde inkomsten ook daadwerkelijk ontvangt en hier zelfstandig over kan beschikken. Dat uit de overlegde winst- en verliesrekening volgt dat het bedrijf voldoende winst maakt is, gelet op het zojuist genoemde, dan ook onvoldoende.
6.2.
In beroep zijn er nog stukken overgelegd waaruit blijkt dat referent vanaf maart 2024 maandelijks loon naar zichzelf overmaakt vanuit de vof. Hoewel deze stukken niet zien op de te beoordelen periode in het bestreden besluit, heeft verweerder op de zitting gesteld dat voor zover deze stukken kunnen worden meegenomen hieruit nog altijd niet blijkt dat voldaan wordt aan het middelenvereiste. De middelen zijn niet duurzaam en zitten onder het normbedrag. De rechtbank wijst erop dat voor zover eiser inmiddels wel voldoende maandelijks inkomen uit de vof ontvangt, hij een nieuwe aanvraag kan indienen om te laten beoordelen of hij inmiddels wel aan het middelenvereiste voldoet.
6.3.
Voor wat betreft de toepassing van het arrest Chakroun overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft referent in de gelegenheid gesteld om in het kader van het arrest Chakroun vragen te beantwoorden en stukken aan te leveren. [5] De rechtbank stelt vast dat wat referent heeft ingediend, onvoldoende is. Zo heeft referent stukken ingediend die al eerder in de procedure zijn ingebracht. Verder heeft referent een overzicht van vaste lasten ingediend, maar de rechtbank overweegt dat dit geen objectief stuk is. Referent heeft niet aangetoond dat zijn vader zijn vaste lasten betaalt. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiseres betoogd dat de achtergrond van het middelenvereiste is dat er geen beroep wordt gedaan op de openbare middelen en dat daarom met name de vraag moet worden beantwoord of eiseres en referent een uitkering gaan aanvragen. Deze vraag moet volgens de gemachtigde ontkennend worden beantwoord. De rechtbank is van oordeel dat eiseres en referent niet hebben aangetoond dat zij geen beroep zullen doen op de openbare kas nu niet is gebleken dat referent daadwerkelijk inkomen ontvangt uit de vof en niet is aangetoond dat de vader van referent de vaste lasten betaalt.
Belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM
7. Verweerder heeft aangenomen dat er sprake is van gezinsleven tussen eiseres en referent. Bij de beantwoording van de vraag of artikel 8 van het EVRM in een bepaald geval een inmenging in het familie-, gezins- of privéleven van de vreemdeling rechtvaardigt, dient er een ‘fair balance’ te worden gevonden tussen de belangen van de vreemdeling enerzijds en het algemeen belang van de Staat anderzijds. De rechtbank moet beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden bij die belangenafweging heeft betrokken. Deze maatstraf impliceert dat de rechter de door verweerder gemaakte belangenafweging enigszins terughoudend dient te toetsen. [6]
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle relevante belangen heeft betrokken, een ‘fair balance’ heeft gemaakt tussen het belang van eiseres en het algemeen belang van de Staat en de belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen. Verweerder verwijst in het bestreden besluit naar de belangenafweging die hij heeft gemaakt in zijn besluit van 25 januari 2023. Verweerder heeft daarin in het nadeel van eiseres kunnen betrekken dat referent niet aan het middelenvereiste voldoet. Ook heeft verweerder erop kunnen wijzen dat er geen sprake is van een objectieve belemmering voor referent of eiseres om in de Verenigde Staten te wonen.
Bijzondere omstandigheden
8. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er geen aanleiding is om vanwege bijzondere omstandigheden af te wijken van de beleidsregels en de aanvraag van eiseres toch in te willigen. [7] In beroep heeft eiseres nog aangevoerd dat referent somberheid en angstklachten ervaart onder andere vanwege zijn dominante vader. Zijn vader weigerde in eerste instantie om inkomen aan referent uit te keren uit de vof. Verweerder heeft op zitting in reactie hierop ten eerste erop gewezen dat dit eerder in de procedure niet naar voren is gebracht. Daarnaast lijkt uit deze verklaringen juist te volgen dat er een afhankelijkheidsverhouding bestaat tussen referent en zijn vader, dat er geen sprake is van gelijkwaardige partners en daarmee niet van werk als zelfstandige.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit. [8]
11. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 december 2009, ECLI:EU:C:2009:776.
2.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 10 maart 2015, ECLI:NL:RVS:2015:839.
4.Vennootschap onder firma.
5.Herstelverzuimbrief van 26 september 2023.
6.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:964.
7.Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
8.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.