ECLI:NL:RBDHA:2024:16786
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en het verzoek om een voorlopige voorziening. De aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen op 25 januari 2023, en het bezwaar van eiseres leidde niet tot een andere uitkomst. De rechtbank heeft de zaak op 12 september 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.
Eiseres, geboren in 2000 met de Amerikaanse nationaliteit, had op 10 september 2022 een aanvraag ingediend. De afwijzing was gebaseerd op het niet voldoen aan het middelenvereiste, omdat de referent niet over voldoende zelfstandige en duurzame middelen van bestaan beschikte. De rechtbank oordeelt dat de verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat referent niet voldoet aan het middelenvereiste, aangezien er onvoldoende bewijs was dat referent daadwerkelijk inkomen ontvangt uit de vennootschap onder firma waar hij eigenaar van is.
De rechtbank heeft ook de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM beoordeeld en geconcludeerd dat de verweerder alle relevante belangen heeft betrokken. De rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van de beleidsregels af te wijken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.