ECLI:NL:RBDHA:2024:16747
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoekster. De verzoekster, die van Myanmarese nationaliteit is, had op 8 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard, waarop verzoekster beroep heeft ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 oktober 2024 behandeld, maar verzoekster was niet verschenen, ondanks dat zij hiervan op de hoogte was gesteld. De Minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. R.A. Mandersloot.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL24.31326) die betrekking heeft op het beroep van verzoekster. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. A. Wilpstra - Foppen, en is openbaar gemaakt op 7 oktober 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.