In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker toegewezen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. R.A. Mandersloot. De minister had de aanvraag op 3 juni 2024 afgewezen, waarna de verzoeker de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op 25 september 2024 de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich afmeldden voor de zitting. De minister heeft in een brief van 12 september 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overweegt dat er sprake is van onmiddellijke spoed, waardoor de beslissing op het bezwaar niet kan worden afgewacht. De belangen van de verzoeker worden zwaarder gewogen dan die van de minister.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en verbiedt de minister om verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan op 26 september 2024 en is openbaar uitgesproken. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.