ECLI:NL:RBDHA:2024:16738

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
AWB 24/9528
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker toegewezen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. G.P. Dayala, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. R.A. Mandersloot. De minister had de aanvraag op 3 juni 2024 afgewezen, waarna de verzoeker de voorzieningenrechter vroeg om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft op 25 september 2024 de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich afmeldden voor de zitting. De minister heeft in een brief van 12 september 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overweegt dat er sprake is van onmiddellijke spoed, waardoor de beslissing op het bezwaar niet kan worden afgewacht. De belangen van de verzoeker worden zwaarder gewogen dan die van de minister.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en verbiedt de minister om verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 875,-. Deze uitspraak is gedaan op 26 september 2024 en is openbaar uitgesproken. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/9528

uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 september 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. G.P. Dayala),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoeker.
2. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 3 juni 2024 afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. De minister heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 september 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van betaling van het griffierecht. De voorzieningenrechter wijst dit verzoek toe.
6. Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt is ingesteld, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoeker daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onmiddellijke spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht. Om dit te beoordelen moet de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker afwegen tegen de belangen van verweerder.
7. De minister heeft in de brief van 12 september 2024 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het bestreden besluit niet wordt geschorst, ook niet als tegen dat besluit bezwaar is gemaakt. [1] Verder heeft de minister op grond van de wet zelf geen bevoegdheid de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op te schorten.
9. Nu partijen het er over eens zijn dat verzoeker voorlopig niet moet worden uitgezet, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
10. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,-
(1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt de minister verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra-Foppen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
26 september 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).