ECLI:NL:RBDHA:2024:16729
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van WIA-uitkering en toename van klachten binnen vijf jaar na beëindiging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een WIA-uitkering aan eiseres. Eiseres had van 28 november 2011 tot 28 november 2013 een WIA-uitkering ontvangen, maar na een aanvraag op 29 augustus 2022 voor een nieuwe WIA-uitkering wegens toegenomen klachten, heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) deze aanvraag geweigerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een bezwaarprocedure, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, mr. J.S. de Vreeze.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b op zorgvuldige wijze onderzoek heeft verricht en geconcludeerd dat er geen toename van klachten was binnen vijf jaar na het beëindigen van de WIA-uitkering. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen bestudeerd en geconcludeerd dat de situatie van eiseres niet wezenlijk was verslechterd in de relevante periode. Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten verergerden tussen 2012 en 2018, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende onderbouwing hadden gegeven voor hun conclusies.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering door het Uwv terecht was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.