ECLI:NL:RBDHA:2024:16729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
SGR 23/7566
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WIA-uitkering en toename van klachten binnen vijf jaar na beëindiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een WIA-uitkering aan eiseres. Eiseres had van 28 november 2011 tot 28 november 2013 een WIA-uitkering ontvangen, maar na een aanvraag op 29 augustus 2022 voor een nieuwe WIA-uitkering wegens toegenomen klachten, heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) deze aanvraag geweigerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een bezwaarprocedure, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, mr. J.S. de Vreeze.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b op zorgvuldige wijze onderzoek heeft verricht en geconcludeerd dat er geen toename van klachten was binnen vijf jaar na het beëindigen van de WIA-uitkering. De rechtbank heeft de medische rapporten van de verzekeringsartsen bestudeerd en geconcludeerd dat de situatie van eiseres niet wezenlijk was verslechterd in de relevante periode. Eiseres heeft aangevoerd dat haar klachten verergerden tussen 2012 en 2018, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen voldoende onderbouwing hadden gegeven voor hun conclusies.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de weigering van de WIA-uitkering door het Uwv terecht was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7566

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: S.C.G. Adrichem),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 7 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 18 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en namens verweerder mr. J.S. de Vreeze. Ook was de zoon van eiseres, [naam], aanwezig.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om informatie over haar medische situatie op te vragen bij de huisarts.
De rechtbank heeft stukken van eiseres ontvangen op 29 april 2024. De reactie van verweerder hierop heeft de rechtbank op 21 mei 2024 ontvangen. Daarbij is een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 17 mei 2024 gevoegd.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Nadat geen van partijen had aangegeven van de geboden mogelijkheid gebruik te willen maken, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overweging

1. Eiseres heeft van 28 november 2011 tot 28 november 2013 een WIA-uitkering ontvangen.
2. Op 29 augustus 2022 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering wegens toegenomen klachten. In verband hiermee heeft de verzekeringsarts eiseres gezien en onderzocht op het spreekuur. In haar rapport van 20 februari 2023 heeft de verzekeringsarts overwogen dat eiseres in 2018 vrijwilligerswerk is gaan doen en dat het niet aannemelijk is dat zij toen meer beperkt was ten opzichte van de beoordeling in 2013. Eiseres is in 2020 bij de curatieve sector geweest voor andere klachten. De toename van de klachten is daarmee na vijf jaar na het beëindigen van de WIA-uitkering opgetreden, waardoor een WIA-herbeoordeling niet aan de orde is, aldus de verzekeringsarts.
3. In het primaire besluit heeft verweerder geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen, waarbij als reden is gegeven dat de WIA-uitkering van eiseres al langer dan vijf jaar geleden is gestopt.
4. Naar aanleiding van het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b dossierstudie verricht en kennisgenomen van de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van de behandelend sector. In haar rapport van 6 november 2023 heeft deze arts overwogen dat er bij eiseres sprake lijkt te zijn van een toename van klachten waarvan deels dezelfde klachten waarvoor eerder de WIA is toegekend. Bij eiseres spelen echter al vele jaren doorlopend psychische en fysieke klachten en hiermee is ook rekening gehouden bij het opstellen van de belastbaarheid in 2012. Er is geen medische informatie naar voren gekomen die kan onderbouwen dat de nu ervaren toename van ernst van de klachten al aanwezig was binnen vijf jaar na het beëindigen van de WIA-uitkering. In het huisartsenjournaal worden weliswaar in de periode 2013-2014 wisselende periodes van toegenomen ervaren klachten beschreven, maar dit is overeenkomstig met de situatie zoals beschreven gedurende de herbeoordeling in 2012 en kunnen daarmee een evidente afname van de belastbaarheid in die periode niet onderbouwen. Wel zijn er aanwijzingen dat de ervaren toename van klachten samengaan met gebeurtenissen in de laatste drie jaar, waarbij er deels sprake is van een andere ziekteoorzaak. Eiseres geeft aan dat haar fysieke klachten geleidelijk, maar voornamelijk na 2020 zijn toegenomen en eveneens sinds 2022 duizeligheids- en krampklachten veelvuldig optreden. Ook hebben de ervaringen in 2021 volgens eiseres een duidelijke toename van herbelevingen en daarmee samenhangende psychische klachten gegeven. Dit wordt ook onderstreept door het feit dat de hulpverlening vooral in de laatste twee jaar weer echt geïntensiveerd is. De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat de mogelijke toename van klachten niet binnen vijf jaar na het beëindigen van de WIA-uitkering heeft plaatsgevonden.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd en daarbij verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts b&b.
6. Eiseres voert aan dat de klachten van haar been en de psychische klachten verergerden tussen 2012 en 2018. Ook nu is er nog sprake van dagelijkse achteruitgang. Met de fysieke en mentale energie is zij regelmatig niet in staat om te functioneren. Hierbij gaat het niet alleen over het functioneren in het dagelijkse leven, maar ook in het werkende bestaan. In 2013 is eiseres aangereden door een brommer en hierdoor zijn de klachten gebleven. Ook in 2016 is inzichtelijk dat de klachten aan haar been en de psychische klachten aanwezig zijn en ervoor zorgen dat ondanks goede voornemen en afspraken niet aan de (vrijwilligers)werk afspraken kan worden voldaan. In 2017 heeft eiseres een maagverkleining ondergaan. De aanwezige psychische en fysieke klachten bleven en namen niet af ondanks de juiste en professionele ondersteuning en voorgeschreven medicatie. Ook 2018 laat een periode zien van maximale inname van medicatie en regelmatig tussenkomst van verslechtering van psychische en fysieke problematiek. Ter onderbouwing van haar beroep heeft eiseres informatie van de huisarts ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

Juridisch kader
Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, sub 1, van de WIA herleeft het recht op een WGA-uitkering op de dag dat de verzekerde weer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na de dag dat het recht op grond van artikel 56 van de WIA is geëindigd en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering.
7.1
In geschil is of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat bij eiseres geen sprake is van een toename van klachten binnen vijf jaar na het beëindigen van de WIA-uitkering. Alleen als daarvan sprake is, kan eiseres weer in aanmerking komen voor een WIA-uitkering. De WIA-uitkering van eiseres is beëindigd per 28 november 2013. Voor een herleving van de WIA-uitkering moet daarom sprake zijn van een toename van de klachten in de periode van 28 november 2013 tot 28 november 2018. Die klachten moeten verder dezelfde oorzaak hebben als de klachten op grond waarvan zij eerder de WIA-uitkering kreeg. Een toename van klachten is aanwezig als medisch kan worden vastgesteld dat de gezondheidssituatie van eiseres is verslechterd vergeleken met de situatie op het moment van het beëindigen van de WIA-uitkering en dat er daarom meer beperkingen voor het verrichten van arbeid zouden moeten worden aangenomen. De rechtbank mag zelf geen medisch oordeel geven, maar kan alleen beoordelen of de verzekeringsartsen op zorgvuldige wijze onderzoek hebben verricht en hun conclusie duidelijk en begrijpelijk hebben gemotiveerd.
7.2
De primaire verzekeringsarts heeft op 20 februari 2023 een rapport opgesteld. Daarvoor heeft zij het dossier bestudeerd en eiseres gesproken en onderzocht op het spreekuur. Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 6 november 2023 een rapport opgesteld. Daarvoor heeft zij het dossier en de medische informatie van de behandelaars van eiseres bestudeerd. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
7.3
Eiseres heeft in bezwaar medische informatie overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat er sprake is van een toename van klachten. De verzekeringsarts b&b heeft -zoals hiervoor onder 4 is weergegeven- geconcludeerd dat daaruit niet blijkt dat de nu ervaren toename van ernst van de klachten al aanwezig was binnen vijf jaar na het beëindigen van de WIA-uitkering. Omdat in de medische informatie die eiseres in bezwaar heeft ingediend informatie over de medische situatie van eiseres in 2018 ontbrak, heeft de rechtbank op de zitting eiseres de gelegenheid gegeven om informatie over 2018 bij de huisarts op te vragen en aan de rechtbank te sturen. Eiseres heeft vervolgens informatie van de huisarts over de periode 2012 tot en met 2018 aan de rechtbank gestuurd.
7.4
In reactie op de stukken die eiseres heeft opgestuurd, heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts b&b van 17 mei 2024 ingediend. Daarin heeft de verzekeringsarts b&b overwogen dat wordt erkend dat eiseres chronische lage rugklachten heeft met daarbij ook in wisselende mate klachten/uitval van het linkerbeen. Hiervoor zijn in 2012 ook beperkingen aangenomen. Ook wordt erkend dat er psychische klachten spelen. In verband met de chronische PTSS zijn er tevens beperkingen aangenomen. Het is veel voorkomend dat deze vaak sluimerende klachten korte periodes in meer of mindere mate wisselend aanwezig kunnen zijn. Dit blijkt ook uit het journaal van de huisarts. In 2012 werd eiseres begeleid door een psycholoog en een psychiater en daarnaast werd zij verwezen naar de fysiotherapeut. Uit de ingebrachte informatie komt niet duidelijk naar voren dat deze situatie wezenlijk langdurig is verslechterd in de periode 2012-2018. Waarbij de behandeling door de psychiater gedurende deze periode is overgegaan naar de huisarts en de POHGGZ. Pas de laatste jaren na 2020 is de begeleiding en behandeling weer geïntensiveerd, waarbij het Sociaal Wijkteam is ingeschakeld en eiseres in mei 2023 weer in behandeling is gekomen van de GGZ voor traumabehandeling. Dit alles geeft volgens de verzekeringsarts b&b weinig tot geen aanknopingspunten de belastbaarheid in de periode 2012-2018 met terugwerkende kracht op objectieve gronden te kunnen herzien.
7.5
De verzekeringsarts b&b heeft verder overwogen dat in de gegevens melding wordt gedaan van een ongeval in 2015 waarbij eiseres aanhoudende knieklachten hield, waarbij geen radiologische afwijkingen zijn gevonden. Nog los van het gegeven dat dit een andere ziekteoorzaak betreft, zijn daarnaast de aannemelijke beperkingen reeds voldoende meegenomen in de opgestelde belastbaarheid bij de rug/beenklachten. Ook wordt een maagverkleining genoemd in 2017/2018. Dit zal naar alle waarschijnlijkheid een periode van geen benutbare mogelijkheden hebben opgeleverd, maar dit is een andere ziekteoorzaak dan waarvoor de wachttijd doorlopen is, aldus de verzekeringsarts b&b.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de hiervoor onder 4, 7.4 en 7.5 weergegeven overwegingen van de verzekeringsarts b&b duidelijk en begrijpelijk gemotiveerd dat bij eiseres geen sprake is van een toename van klachten, uit dezelfde oorzaak, in de periode van vijf jaar na het beëindigen van de WIA-uitkering. Daaruit volgt dat het recht van eiseres op een WIA-uitkering niet kan herleven. Verweerder heeft daarom terecht geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een vergoeding van de proceskosten en het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2024.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.