ECLI:NL:RBDHA:2024:16728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
09/128538-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling van levenspartner met vrijspraak voor psychische mishandeling van kinderen

Op 14 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van mishandeling van zijn (ex-)levensgezel en psychische mishandeling van zijn kinderen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de mishandeling van zijn levenspartner, waarbij hij haar een kopstoot gaf, in het gezicht sloeg en meermalen met een prei sloeg. De rechtbank oordeelde dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen waren, en dat de verdachte daarmee ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn ex-partner.

Ten aanzien van de beschuldigingen van psychische mishandeling van de kinderen en de ex-partner heeft de rechtbank echter geoordeeld dat deze niet bewezen konden worden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet en dat er geen causaal verband kon worden aangetoond tussen het handelen van de verdachte en de psychische gezondheid van zijn gezinsleden. De verdachte had weliswaar verwerpelijk gedrag vertoond, maar dit voldeed niet aan de juridische criteria voor strafbare feiten zoals gedefinieerd in het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 60 dagen opgelegd, waarvan 41 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder contactverboden met zijn ex-partner en kinderen. De rechtbank heeft geen contactverbod met de kinderen opgelegd, omdat de verdachte was vrijgesproken van de mishandeling van hen. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de impact daarvan op de slachtoffers, maar ook de noodzaak van wettig en overtuigend bewijs voor strafrechtelijke vervolging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/128538-23
Datum uitspraak: 14 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1974 te [geboorteplaats 1] (Suriname),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
verblijfplaats: [adres 2] , [postcode 2] [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. drs. C.M. Kamminga naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2023 t/m 20 mei 2023 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] zijn echtgenote, althans (ex-)levensgezel, [naam 1] , heeft mishandeld door die [naam 1] een kopstoot te geven en/of die [naam 1] in het gezicht te slaan en/of die [naam 1] (meermalen) met een prei te slaan;
2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 tot en met 20 mei 2023 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] (telkens) zijn (minderjarig(e)) kind(eren), [kind 1] en/of [kind 2] , heeft mishandeld door
- meermalen heel dicht bij het gezicht van die [kind 1] en/of [kind 2] te gaan staan en dan heel hard te gaan schreeuwen (waardoor het pijn deed aan de oren), en/of
- de moeder van die [kind 1] en/of [kind 2] te kleineren/tegen haar te schreeuwen, waarvan die [kind 1] en/of [kind 2] getuige waren en/of die [kind 1] en/of [kind 2]
- alleen op bepaalde tijdstippen en/of bepaalde plekken in de woning gebruik te laten maken van elektriciteit en/of te laten douchen, en/of
- te onthouden van het gebruik van een telefoon en/of andere elektronische apparatuur, en/of
- urenlang naar 'monolooggesprekken' te laten luisteren, waarbij zij alleen mogen
plassen en water mogen drinken, en/of
- te laten plassen op plasstrips, waarbij zij boos worden toegesproken wanneer hij -
verdachte - het zuurgehalte niet goed vindt, en/of
- alleen kleding met specifieke kleuren te laten dragen en/of alleen specifieke voeding te laten eten, en/of
- bloot te stellen aan een (langdurig) verblijf in een niet hygiënische woonomgeving,
en/of
- in de gaten te houden en/of te controleren, door die [kind 1] te volgen en van
afstand te bekijken zonder dat zij dat weet en/of
- onvoldoende psychische zorg te bieden;
waardoor de (lichamelijke en/of geestelijke) gezondheid van die [kind 1] en/of
[kind 2] is/zijn benadeeld;
3
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2020 t/m 20 mei 2023 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] zijn echtenote, althans (ex)levensgezel, [naam 1] heeft mishandeld door
- veelvuldig die [naam 1] te kleineren en/of tegen haar te schreeuwen
- die [naam 1] te vertellen dat zij een slechte moeder was en zij dit aan mensen in haar omgeving moest vertellen;
waardoor de (lichamelijke en/of geestelijke gezondheid) van die [naam 1] is benadeeld;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1
De rechtbank zal ten aanzien van feit 1 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023152475, van de politie Eenheid Den Haag, district Zoetermeer/Leidschendam-Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 145).
De rechtbank gebruikt ten aanzien van feit 1 de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 september 2024;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 21 mei 2023 (p. 100, 101).
3. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangeefster [naam 2] met nummer PL1500-2023153062-25, opgemaakt op 23 mei (p. 55).
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] op 21 mei 2023 (p. 63).
3.2.
Feiten 2 en 3: mishandeling door benadeling van de (psychische) gezondheid?
Voorts dient de rechtbank zich te buigen over de vraag of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan benadeling van de gezondheid van zijn voormalig levensgezel [naam 1] en hun kinderen in de zin van artikel 300 vierde lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
3.3.
Het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de feiten 2 en 3
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.4.
Het standpunt van de verdediging ten aanzien van de feiten 2 en 3
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de verdachte met zijn gedragingen de juiste bedoelingen had en dat bovendien niet vast staat dat het psychisch letsel bij zijn kinderen louter door zijn gedragingen is ontstaan. Verder was de verdachte met [naam 1] in een echtscheiding verwikkeld. De gedragingen jegens haar moeten in dat licht worden gezien.
3.5.
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 en 3
De rechtbank is met betrekking tot de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten niet wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het strafdossier volgen situaties van beschuldigingen, bedreigingen, angst aanjagen, schreeuwen, beperking in bewegingsvrijheid en isolatie die de ex-partner, dochter en zoon van de verdachte hebben ondergaan, en ook intimidatie en vernedering van de ex-partner van de verdachte. Hiervan hebben de ex-partner en de dochter van de verdachte aangifte gedaan bij de politie. De zoon van de verdachte heeft hierover een getuigenverklaring afgelegd.
In deze zaak kunnen de volgende gedragingen van de verdachte worden vastgesteld. De verdachte heeft tegen zijn kinderen en tegen [naam 1] geschreeuwd en [naam 1] gekleineerd terwijl de kinderen daarvan getuige waren. Daarnaast liet de verdachte zijn gezin alleen op bepaalde momenten gebruik maken van elektriciteit of de douche, nauwelijks gebruik maken van een telefoon en andere elektronische apparatuur, hij liet zijn kinderen plassen op plasstrips omdat hij zo de zuurgraad van hun urine kon controleren, zij mochten alleen kleding met specifieke kleuren dragen, alleen specifieke voeding eten en moesten luisteren naar soms urenlange monologen. Ook hield de verdachte psychische behandeling van de zoon tegen terwijl school daarvoor aandacht had gevraagd vanwege het vermoeden van een depressie bij de zoon.
Bij de vraag of deze gedragingen door de verdachte benadeling van de gezondheid van [naam 1] en hun kinderen oplevert, komt het aan op de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Moeilijke periode
De verdachte verklaarde bij de politie en ter terechtzitting, dat het gezin al geruime tijd door een moeilijke periode ging. Oorzaken hiervoor waren onder meer langdurige depressieve klachten bij [naam 1] , suïcidale gedachten bij zijn dochter, de coronaperiode en daardoor het wegvallen van zijn werk als personal trainer. Ook hadden de verdachte en [naam 1] besloten om uit elkaar te gaan. De verdachte, die naar eigen constatering lijdt aan overgevoeligheid voor elektrische stralingen, heeft zich vervolgens zeer intensief verdiept in gezondheidsvraagstukken en paste zijn verworven kennis toe op zijn gezin. De verdachte wilde daarmee voorkomen dat de (psychische) gezondheid van zijn gezin verslechterde.
De rechtbank oordeelt dat de verdachte hierin is doorgeschoten. De verdachte had enkel oog voor de door hem zelf vergaarde informatie en dit leidde tot een dwangmatige toepassing van regels over wat goed was en wat niet. Van vol opzet om de gezondheid van zijn gezin te benadelen is niet gebleken. Ook van opzet in voorwaardelijke zin is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest. De rechtbank sluit er niet de ogen voor dat het regime dat door verdachte thuis werd gevoerd zijn weerslag op de andere gezinsleden heeft gehad maar dat sprake was van een aanmerkelijke kans op benadeling van de psychische gezondheid die de verdachte bewust heeft aanvaard staat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast. Verdachte heeft als partner en als vader schadend en onacceptabel gedrag laten zien, voortkomend uit onmacht, onkunde en frustratie, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat de verdachte het slecht voorhad met de psychische gezondheid van zijn ex-partner en hun kinderen of bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn toedoen en regels hun psychische gezondheid (verder) achteruit zou gaan.
Het schreeuwen tegen en het kleineren van [naam 1] , en het inzetten van de kinderen in zijn ‘strijd’ met [naam 1] door hen daarbij aanwezig te laten zijn, acht de rechtbank verwerpelijk gedrag. Helaas komt dat vaker voor in een situatie van een scheidingsprocedure, en levert dit niet zonder meer het strafbare feit op van de benadeling van de lichamelijke of geestelijke gezondheid van [naam 1] of de kinderen.
De rechtbank slaat voorts acht op de bevindingen van dr. M.S. Tollenaar, klinisch psycholoog, in haar rapport van 21 december 2023, dat zij niet de causaliteit kan aantonen tussen het handelen en de verdachte en de gevolgen van de psychische gezondheid van zijn gezinsleden. Zowel bij de dochter, zoon en ex-partner waren er reeds voor de tenlastegelegde periode aanwijzingen van psychische klachten.
Al met al zal de rechtbank de verdachte wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs vrijspreken van hetgeen hem onder 2 en 3 ten laste is gelegd.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 1 mei 2023 tot en met 20 mei 2023 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] zijn (ex-)levensgezel, [naam 1] , heeft mishandeld door die [naam 1] een kopstoot te geven en die [naam 1] in het gezicht te slaan en die [naam 1] meermalen met een prei te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot:
  • een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 41 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden 1) contactverboden met de ex-partner en de kinderen en 2) een locatieverbod voor [plaatsnaam] ; en
  • een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn (ex)partner, door haar een kopstoot te geven, in het gezicht te slaan en meermalen met een prei te slaan. De verdachte heeft met deze strafbare handelingen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn (ex)partner en bij haar gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht. Bij huiselijk geweld wordt het veiligheidsgevoel van de slachtoffers in de huiselijke omgeving aangetast. Juist in een gezin behoort een ieder zich veilig en geborgen te voelen. De rechtbank rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 22 augustus 2024, waarin staat dat de verdachte naar eigen zeggen kampt met
elektrohypersensitiviteit (EHS) of elektroallergie. De verdachte wil zich vestigen in Suriname om daar een onderneming op te bouwen met zijn vader. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte aan hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met het continueren van de contact- en locatieverboden.
De rechtbank merkt op dat de verdachte ter zitting zei dat hij inmiddels inziet dat zijn gedrag, ook dat wat niet door de rechtbank als strafbaar wordt beschouwd, verkeerd was. Hij zei daarover dat hij zich schaamde voor de man die hij toen was.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 29 augustus 2024 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt omdat het gaat om mishandeling van zijn partner in hun thuis. De rechtbank verwacht dat een taakstraf moeilijk uit te voeren zal zijn gelet op de door de verdachte gestelde gezondheidsproblemen alsmede zijn voorgenomen vertrek uit Nederland. Ook is de rechtbank van oordeel dat het geen toegevoegde waarde meer zal hebben als de verdachte opnieuw naar de gevangenis moet.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 41 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden van een locatieverbod voor de gemeente [gemeente] en een contactverbod met het slachtoffer [naam 1] . Het voorwaardelijke strafdeel heeft als doel om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Geen contactverbod met zijn kinderen
De rechtbank zal de verdachte geen contactverbod opleggen met zijn kinderen nu de verdachte is vrijgesproken van de mishandeling van hen en de rechtbank een herstel van de ouder-kind relatie, indien aan de orde, niet wil blokkeren.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
41 (eenenveertig) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- gedurende de proeftijd geen contact legt of laat leggen – direct of indirect – met zijn ex-partner [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1974 te [geboorteplaats 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de gemeente [gemeente] , zolang het Openbaar Ministerie dit noodzakelijk acht;
De rechtbank staat toe dat, gelet op het feit dat de moeder van de verdachte woonachtig is in de gemeente [gemeente] en op leeftijd is, het Openbaar Ministerie onder strikte kaders uitzonderingen toestaat omwille van familiaire aangelegenheden van de moeder van de verdachte.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. drs. H.M. Braam, voorzitter,
mr. H.C.L. Vreugdenhil, rechter,
mr. N.B. Haverhoek, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. R. Loohuis en S.A.E. Tesson, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2024.