ECLI:NL:RBDHA:2024:16721

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
AWB 24/16206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om tijdelijke opschorting van terugkeerbesluit in asielzaak

Op 15 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, M.C. Verra, uitspraak gedaan in de zaak van een Guinese asielzoeker die verzocht om een tijdelijke opschorting van een terugkeerbesluit. De verzoeker had eerder een asielaanvraag ingediend die op 29 april 2024 door de Minister van Asiel en Migratie was afgewezen, met een terugkeerbesluit dat hem verplichtte Nederland te verlaten. Dit besluit werd bevestigd door de rechtbank in Middelburg op 5 september 2024 en door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 3 oktober 2024, waarbij het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

Naar aanleiding van een brief van het COA op 10 oktober 2024, waarin werd aangegeven dat de verzoeker op 14 oktober 2024 de opvang moest verlaten, heeft de verzoeker op diezelfde dag een verzoek ingediend om het terugkeerbesluit tijdelijk niet uit te voeren. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, waarbij hij oordeelde dat er geen reden was om het terugkeerbesluit niet uit te voeren. De voorzieningenrechter benadrukte dat het terugkeerbesluit in rechte vaststaat en dat de verzoeker geen paspoort heeft, maar dat dit niet voldoende was om de uitvoering van het besluit op te schorten.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeker niet in een situatie van zeer verregaande materiële deprivatie zou komen te verkeren, mede door de bed, bad, brood-regeling voor uitgeprocedeerde asielzoekers. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier M. van Ettikhoven en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/16206

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , geboren op [1998] , van Guinese nationaliteit, verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker afgewezen. Daarbij heeft verweerder aan verzoeker een terugkeerbesluit opgelegd waaruit volgt dat verzoeker Nederland onmiddellijk dient te verlaten en terug dient te keren naar Guinee.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 5 september 2024, is het beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van
3 oktober 2024 is het hoger beroep van verzoeker ongegrond verklaard.
Op 10 oktober 2024 heeft het COA een brief aan verzoeker gestuurd. Daarin staat vermeld dat hij op 14 oktober 2024 de opvang moet verlaten.
Op 14 oktober 2024 heeft verzoeker aan verweerder verzocht om een verklaring af te geven dat het terugkeerbesluit tijdelijk niet wordt uitgevoerd. Tevens heeft verzoeker bezwaar ingesteld en heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 14 oktober 2024 heeft het COA laten weten dat zij niet bevoegd zijn om te beslissen of een terugkeerbesluit tijdelijk niet wordt uitgevoerd.
Vervolgens heeft verweerder op 14 oktober 2024 een reactie ingediend. Verweerder ziet geen reden om het terugkeerbesluit tijdelijk niet uit te voeren.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.

Overwegingen

1. Verzoeker wijst op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
12 september 2024 (ECLI:EU:C:2024:748) waaruit volgens hem blijkt dat ook ongedocumenteerden niet mogen belanden in een situatie van zeer verregaande materiele deprivatie. Indien verwijdering van een vreemdeling niet zo spoedig mogelijk geschiedt, dient de verwijdering officieel te worden uitgesteld. Verzoeker kan niet worden uitgezet omdat hij geen paspoort heeft. Verzoeker zal dus een schriftelijke bevestiging moeten krijgen dat het terugkeerbesluit zal worden opgeschort en dat zijn opvang gecontinueerd moet worden.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen reden bestaat om het terugkeerbesluit tijdelijk niet uit te voeren. Het terugkeerbesluit staat immers in rechte vast en is recentelijk, namelijk op 5 september 2024, door de rechtbank beoordeeld en rechtmatig geacht. Op 3 oktober 2024 heeft de ABRvS uitspraak gedaan over de asielprocedure van verzoeker en vanaf dat moment diende verzoeker onmiddellijk te vertrekken. Op deze datum is volgens verweerder ook het recht op opvang geëindigd.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen reden bestaat om aan het terugkeerbesluit geen uitvoering te geven. Van belang is dat de ABRvS op 3 oktober 2024 uitspraak heeft gedaan in de zaak van verzoeker waarbij het hoger beroep ongegrond is verklaard. Hiermee staat het terugkeerbesluit van 29 april 2024 in rechte vast. Dit betekent ook dat het COA de opvang van verzoeker heeft mogen beëindigen. Het beroep op het door verzoeker in overweging 1 genoemde arrest van het Hof van Justitie slaagt niet, omdat niet is gebleken dat DT&V niet in staat is om verzoeker te verwijderen. Daarnaast bestaat de zogenoemde bed, bad brood-regeling waardoor uitgeprocedeerde asielzoekers niet op straat belanden. Er is daarom niet gebleken dat verzoeker in een situatie van zeer verregaande materiele deprivatie komt te verkeren.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier. Deze uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op
15 oktober 2024 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
(de voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen)
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.