ECLI:NL:RBDHA:2024:16695

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/671143 / FA RK 24-5911
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt. De cliënt, geboren in 1976 in Portugal, verblijft momenteel in een zorgaccommodatie en heeft te maken met psychische stoornissen, waaronder een posttraumatische stressstoornis en een verslaving aan cocaïne, alsook een licht verstandelijke beperking. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat de psychische stoornissen op de voorgrond staan en de diagnose van een verstandelijke beperking niet door alle betrokken deskundigen wordt onderschreven. De rechtbank oordeelde dat de Wzd (Wet zorg en dwang) niet van toepassing is, aangezien het CIZ-indicatiebesluit van 1 juli 2024 een tijdelijk besluit betreft en het oorspronkelijke indicatiebesluit voor onbepaalde tijd geldig blijft na afloop van de tijdelijke indicatie. De cliënt heeft in het verleden verschillende zorgmachtigingen gehad onder de Wvggz, maar de rechtbank concludeerde dat er geen ernstig nadeel is aangetoond dat een rechterlijke machtiging rechtvaardigt. De cliënt heeft aangegeven bereid te zijn tot een zorgmachtiging, maar verzet zich tegen de rechterlijke machtiging. De rechtbank heeft de argumenten van de cliënt en haar advocaat gehoord, maar heeft uiteindelijk besloten het verzoek af te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/671143 / FA RK 24-5911
Datum beschikking: 5 september 2024

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf

Beschikkingnaar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[cliënt] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] , Portugal,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [accomodatie] te [plaats] ,
advocaat: mr. K. Lammers-Roselaar te Rotterdam.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, na verwijzing door de rechtbank Rotterdam die dag vanwege de overplaatsing van betrokkene naar de accommodatie [accomodatie] te [plaats] ingekomen ter griffie op 16 augustus 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 1 juli 2024;
- een aanvraag voor een rechterlijke machtiging aan het CIZ van 12 augustus 2024;
- een op 27 augustus 2024 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, R. Baas, die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgplan van 5 juli 2024.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 5 september 2024. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
- de arts, E. Vinke
- de behandelcoördinator, mevrouw [naam 1] ;
- de begeleider, [naam 2] .

Standpunten ter zitting

Door en namens cliënt is ter zitting naar voren gebracht dat cliënt het niet eens is met de aanvraag van een rechterlijke machtiging. Wel is zij bereid in te stemmen met een zorgmachtiging. Cliënt valt vanwege haar stoornissen, zijnde een verslaving en PTSS, onder de Wvggz en heeft in het verleden dan ook verschillende zorgmachtigingen in het kader van die wet gehad. Er wordt nu in het voorliggende verzoek gesteld dat er bij haar sprake is van een verstandelijke beperking, maar er is hooguit sprake van een licht verstandelijke beperking en niet van een handicap. Daarnaast is de licht verstandelijke beperking niet de bovenliggende problematiek. Gelet op het voorgaande wordt een beroep gedaan op artikel 38 lid 10 Wzd, waarbij de rechtbank de zaak kan terugverwijzen op het moment dat een persoon beter past onder de Wvggz. Daarnaast wordt de medische verklaring, opgesteld door psychiater R. Baas, betwist. Het gaat allereerst om een psychiater en niet iemand die is gespecialiseerd in verstandelijke beperkingen. Ook is de psychiater werkzaam bij [accomodatie] , wat maakt dat er geen sprake is van een onafhankelijke beoordeling. Verder is er geen sprake van ernstig nadeel. Het ernstig nadeel dat in de medische verklaring wordt omgeschreven is gebaseerd op oude informatie, terwijl hiervan momenteel geen sprake meer is. Daarbij is van groot belang dat cliënt bereid is om de behandeling bij [accomodatie] af te maken. De voortzetting van de behandeling kan dan ook binnen een vrijwillig kader.
De behandelcoördinator heeft ter zitting verklaard en bevestigd dat cliënt al meermaals is behandeld voor haar verslaving aan cocaïne binnen het kader van de Wvggz. Deze behandelingen zijn echter steeds niet geslaagd. De behandelcoördinator heeft hierbij aangegeven dat cliënt het gebruik van middelen als coping mechanisme gebruikt voor haar posttraumatische stressstoornis. De behandeling zou volgens haar dan ook moeten zien op de posttraumatische stressstoornis en niet op de verslaving aan cocaïne. Cliënt is uiteindelijk aangemeld bij [accomodatie] , omdat er een licht verstandelijke beperking is vastgesteld en ingeschat wordt dat de behandeling binnen het kader van de Wzd beter bij haar functionerings- en leerniveau aansluit. Een verstandelijke beperking moet in het algemeen voor het achtste levensjaar worden vastgesteld. In het geval van cliënt is er onvoldoende informatie over de periode voor haar achtste levensjaar, waardoor de diagnose licht verstandelijke beperking (LVB) niet zondermeer kan worden bevestigd. Cliënt verzet zich momenteel niet tegen de opname, maar er is nog geen behandeling ingezet. In het verleden is gebleken dat cliënt zich aan de behandeling van met name haar PTSS onttrekt op de momenten dat het bij het daadwerkelijk gaan werken aan en ‘aanraken van’ de bron daarvan moeilijk voor haar wordt. Ook is naar voren gekomen dat de bejegening en behandelmethode in het kader van de Wvggz bij cliënt niet effectief is. In de afgelopen jaren is er geen blijvende vooruitgang geboekt en is er steeds opnieuw sprake van ernstig nadeel. Dit is dan ook de reden dat gekozen is voor een behandeling bij [accomodatie] . En juist omdat cliënt in het verleden heeft laten zien zich steeds te onttrekken aan haar behandeling als deze haar te zwaar valt is een rechterlijke machtiging noodzakelijk.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan psychische stoornissen, te weten een posttraumatische stressstoornis en een verslaving aan cocaïne, gespaard gaand met een verstandelijke beperking. Ter zitting is naar voren gekomen dat de psychische stoornissen op de voorgrond staan. Daarnaast heeft de rechtbank moeten vaststellen dat de diagnose voor de al dan niet aanwezigheid van een verstandelijke handicap niet door alle betrokken ter zake kundigen wordt onderschreven. De aanwezigheid van het CIZ-indicatiebesluit Wlz van 1 juli 2024 maakt dit oordeel niet anders, nu het een tijdelijk besluit betreft. Na het aflopen van deze indicatie, blijkt uit het verzoek, wordt het oorspronkelijke indicatiebesluit, te weten 'Wonen met intensieve begeleiding en gedragsregulering' (GGZ03 Wonen) weer voor onbepaalde tijd geldig. Gelet hierop is op dit moment naar het oordeel van de rechtbank de Wzd niet van toepassing. Het verzoek zal derhalve worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door
mr. A.A. Does als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 september 2024.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 17 september 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.