ECLI:NL:RBDHA:2024:16676
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag kort verblijf door de Minister van Buitenlandse Zaken op basis van onvoldoende economische en sociale binding met Syrië
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers, twee Syrische nationalen, tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een visum kort verblijf. De aanvragen werden door de Minister van Buitenlandse Zaken afgewezen op 5 september 2022, en het bestreden besluit van 16 juli 2023 bevestigde deze afwijzing. De rechtbank behandelde de zaak op 20 augustus 2024, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eisers stelden dat zij voldoende economische en sociale binding met Syrië hadden aangetoond, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder terecht twijfels had over hun voornemen om tijdig terug te keren naar Syrië. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast bij eisers ligt en dat verweerder een ruime beoordelingsmarge heeft bij het vaststellen van de relevante feiten. De rechtbank concludeerde dat de door eisers overgelegde bewijsstukken, waaronder een pensioenverklaring en eigendomsbewijzen van onroerend goed, onvoldoende waren om aan te tonen dat zij aan de vereisten voor de gevraagde visa voldeden.
De rechtbank oordeelde verder dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat verweerder op basis van de ingediende stukken kon concluderen dat er geen reden was om aan te nemen dat de bezwaren van eisers gegrond waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, en is openbaar gemaakt op 20 september 2024.