ECLI:NL:RBDHA:2024:16655
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was door de Minister van Asiel en Migratie op 5 september 2024 afgewezen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 3 oktober 2024 in Groningen, waar verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde, mr. E.J.P. Cats, en waar ook een tolk, R.A. Osman, aanwezig was. De Minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.N. Lammers. Tijdens de zitting is het verzoek om voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL24.34942).
De rechtbank heeft in haar uitspraak van vandaag het beroep van verzoekster ongegrond verklaard, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening verviel. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, in aanwezigheid van griffier N. Walstra, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.