ECLI:NL:RBDHA:2024:16640
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring beroep
In de zaak tussen de verzoeker, een Algerijnse nationaliteit, en de Minister van Asiel en Migratie, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 2 augustus 2024 door de minister was afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld, geregistreerd onder zaaknummer NL24.30588, en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 2 oktober 2024, maar de verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen, terwijl de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening samen met het beroep behandeld.
Op dezelfde dag heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep en dit niet-ontvankelijk verklaard. Gezien deze uitspraak was een voorlopige voorziening niet meer nodig, waardoor de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening heeft afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. H.P. Eckert, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.