In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, afkomstig uit Marka in Somalië en lid van de Benadiri stam, heeft op 27 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 13 november 2023 afgewezen als ongegrond. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat hij te maken heeft gehad met discriminatie en bedreigingen van Al Shabaab, wat hem zou doen vrezen voor zijn leven bij terugkeer naar Somalië.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag door de minister onvoldoende gemotiveerd is. De rechtbank stelt vast dat eiser in het verleden negatieve aandacht heeft gehad van Al Shabaab en dat dit niet voldoende is meegewogen in de beoordeling van zijn vrees voor vervolging. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen en dat er meerdere motiveringsgebreken zijn in het bestreden besluit.
De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de rechtbank. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,-.