ECLI:NL:RBDHA:2024:16601
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met proceskostenveroordeling
In de zaak tussen een verzoeker van Algerijnse nationaliteit en de Minister van Asiel en Migratie heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 september 2024 behandeld, maar de gemachtigde van de verzoeker en de verzoeker zelf zijn niet verschenen. De voorzieningenrechter heeft in een andere zaak, met nummer NL24.32735, op dezelfde dag uitspraak gedaan, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening verviel. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter, op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, bepaald dat de minister veroordeeld wordt in de proceskosten van de verzoeker. Deze kosten zijn vastgesteld op € 875,-, wat is gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.