ECLI:NL:RBDHA:2024:16600
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft de aanvraag op 20 augustus 2024 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft op 23 september 2024 schriftelijke vragen van de rechtbank beantwoord, maar is niet verschenen op de zitting op 30 september 2024. De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening voorschrijft dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft op 24 juli 2024 een verzoek om terugname bij Zwitserland ingediend, dat is aanvaard. Eiser betoogt dat hij niet adequaat is gehoord over zijn bezwaren tegen de overdracht aan Zwitserland, wat volgens hem in strijd is met de Dublinverordening en de Vreemdelingenwet. De minister stelt dat eiser niet opnieuw gehoord hoefde te worden en dat hij niet in zijn belangen is geschaad. De rechtbank oordeelt dat de minister de wettelijke verplichting om eiser te horen heeft geschonden, maar past het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, de asielaanvraag terecht buiten behandeling is gesteld en dat eiser kan worden overgedragen aan Zwitserland. Eiser heeft recht op vergoeding van proceskosten, vastgesteld op € 875,-.