ECLI:NL:RBDHA:2024:16597
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitstel van vertrek
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een man van Iraakse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarin het bezwaar tegen de afwijzing van de ambtshalve beoordeling om toepassing van uitstel van vertrek ongegrond werd verklaard. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij het niet eens was met het bestreden besluit.
De zitting vond plaats op 30 september 2024, waar de verzoeker, zijn gemachtigde mr. J.M. Niemer, en de gemachtigde van de minister aanwezig waren, evenals een tolk. Tijdens de zitting is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL24.28893) die betrekking had op het beroep van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van vandaag, die ook betrekking heeft op de andere zaak, geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat de rechtbank al op het beroep heeft beslist. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.