ECLI:NL:RBDHA:2024:16593

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.37138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een asielzoeker en de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een asielzoeker. De eiser, met een V-nummer, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij hem op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd. Dit besluit was genomen op 15 september 2024. Eiser stelde dat hij ten onrechte in bewaring was gesteld en dat er lichter middelen beschikbaar waren dan de opgelegde maatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen toestemming hebben verleend om de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 24 september 2024 de gronden van het beroep ingediend, waarop de verweerder op 2 oktober 2024 heeft gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 4 oktober 2024 gesloten.

In de overwegingen heeft de rechtbank aangegeven dat indien de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond kan worden verklaard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken. Eiser had geen medische problemen aangevoerd die de maatregel onrechtmatig zouden maken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37138

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Khodajoo-Aziz Maleki),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2024 (het bestreden besluit) is aan eiser met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Partijen hebben toestemming verleend de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 24 september 2024 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft hierop op 2 oktober 2024 gereageerd. De rechtbank heeft op 4 oktober 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Indien de rechtbank bij de beoordeling van het beroep van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 94, zesde lid, van de Vw het beroep gegrond.
Op grond van artikel 5.1a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) wordt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw opgelegd in het kader van het grensbewakingsbelang. Deze wordt niet opgelegd of voortgezet indien sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken.
Eiser voert aan dat hij ten onrechte in bewaring is gesteld en dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel dan de vrijheidsontnemende maatregel.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen bij de aanvraag asiel blijkt dat eiser geen problemen heeft met de oplegging van de maatregel. Ook heeft eiser toen geen bijzondere medische omstandigheden aangevoerd. [1] Verder geeft eiser in het aanmeldgehoor aan dat hij ziekjes is en daarvoor een arts heeft bezocht. [2] Niet is gesteld of gebleken dat eiser niet voor zijn medische klachten bij de medische dienst in het detentiecentrum terecht kan. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden die aanleiding zouden moeten geven om over te gaan tot het opleggen van een lichter middel.
Nu ook anderszins niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is opgelegd, is het beroep ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen bij de aanvraag asiel, bladzijde 2.
2.Aanmeldgehoor, 18 september 2024, bladzijde 3.