ECLI:NL:RBDHA:2024:16593
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een asielzoeker en de rechtmatigheid van de vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een asielzoeker. De eiser, met een V-nummer, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarbij hem op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd. Dit besluit was genomen op 15 september 2024. Eiser stelde dat hij ten onrechte in bewaring was gesteld en dat er lichter middelen beschikbaar waren dan de opgelegde maatregel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen toestemming hebben verleend om de zaak schriftelijk te behandelen. De gemachtigde van eiser heeft op 24 september 2024 de gronden van het beroep ingediend, waarop de verweerder op 2 oktober 2024 heeft gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek op 4 oktober 2024 gesloten.
In de overwegingen heeft de rechtbank aangegeven dat indien de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel in strijd is met de Vreemdelingenwet of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond kan worden verklaard. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die de vrijheidsontneming onevenredig bezwarend maken. Eiser had geen medische problemen aangevoerd die de maatregel onrechtmatig zouden maken. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.