Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voornaamswijziging en de vaststelling van geboortegegevens van een verzoeker die als politieke vluchteling in Nederland verblijft. De verzoeker, die de Turkse nationaliteit heeft, kon zich niet wenden tot de Turkse rechter voor een voornaamswijziging vanwege zijn vluchtelingenstatus en de daarmee samenhangende risico's. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de Turkse autoriteiten bevoegd zijn om de naam te wijzigen, de verzoeker in Nederland woont en daarom rechtsmacht kan worden aangenomen op basis van het Nederlandse recht. De rechtbank heeft de relevante wetgeving, waaronder de CIEC-Overeenkomst en het Burgerlijk Wetboek, in overweging genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geboorteakte van de verzoeker in de registers van de Burgerlijke Stand van de gemeente 's-Gravenhage is ingeschreven. De verzoeker heeft echter voldoende bewijs geleverd van zijn geboorte en de familierechtelijke betrekkingen met zijn ouders. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand verzocht om de geboortegegevens van de verzoeker vast te stellen, waarbij de geslachtsnaam en voornaam van de verzoeker zijn vastgesteld. De rechtbank heeft ook de wijziging van de voornaam van de verzoeker gelast, waarbij de nieuwe voornaam is goedgekeurd.
De rechtbank heeft de beslissing genomen om de voornaamswijziging toe te wijzen, maar het verzoek om de beschikking uitvoerbaar te verklaren bij voorraad is afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. C.L. Strop, bijgestaan door griffier P. Lahman, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 10 oktober 2024.