ECLI:NL:RBDHA:2024:16562
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker had op 9 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De minister stelde dat Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, op basis van de Dublin-regelgeving.
De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 11 september 2024, maar de verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting werd ook een andere zaak behandeld, die samenhing met het verzoek van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft in een andere uitspraak, met zaaknummer NL24.31452, op dezelfde dag uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.