ECLI:NL:RBDHA:2024:16560

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/672016/KG RK 24-1253
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak met gewijzigde tenlastelegging

Op 9 oktober 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van een gedetineerde verzoeker afgewezen. Het verzoek was ingediend tegen de rechters die betrokken waren bij de strafzaak van verzoeker, die op 2 september 2024 een wijziging van de tenlastelegging had goedgekeurd. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. Y. Bouchikhi, stelde dat de rechters vooringenomen waren omdat zij hem onvoldoende tijd hadden gegeven om zich voor te bereiden op de gewijzigde tenlastelegging. De rechtbank had de zitting voor korte tijd geschorst, maar verzoeker vond dat dit in strijd was met zijn recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechtbank om de zitting te schorsen en later te hervatten een procedurele beslissing was, die niet op zichzelf kon leiden tot een wrakingsverzoek. De wrakingskamer vond dat er geen aanwijzingen waren dat de rechters vooringenomen waren en dat de motivering van hun beslissingen niet onbegrijpelijk was.

Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat het proces in de hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2024/65
zaak- /rekestnummer: C/09/672016 / KG RK 24-1253
Beslissing van 9 oktober 2024
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Persoenen te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in P.I. [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. Y. Bouchikhi te Utrecht,
strekkende tot de wraking van
mrs. J.R.K.A.M. Waasdorp, B. Sturm en T.A.B. Mentink,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 september 2024 te 9.00 uur,;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 september 2024 te 10.15 uur, waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 13 september 2024.
1.2.
Op 30 september 2024 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is de advocaat van verzoeker verschenen. Verzoeker is abusievelijk niet aangevoerd vanuit de P.I., maar heeft aan zijn advocaat laten weten dat de zitting zonder zijn aanwezigheid kan worden voortgezet.
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen. De officier van justitie in de hoofdzaak, mr. J. Roosma, is uitgenodigd om als toehoorder aanwezig te zijn, maar is niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters van de meervoudige kamer in de strafzaak met nummer 09-254624-22 tegen verzoeker als verdachte. Op de terechtzitting van 2 september 2024 waar deze strafzaak werd behandeld, heeft de rechtbank een verzoek van de officier van justitie tot wijziging van de tenlastelegging toegewezen. De advocaat van verdachte heeft geen toestemming gegeven om de terechtzitting aanstonds of na een korte onderbreking voort te zetten, zoals omschreven in artikel 314 lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting vervolgens geschorst tot 2 september 2024, te 10.15 uur, om de raadsman de gelegenheid te geven om onderzoekwensen te formuleren ten aanzien van de gewijzigde tenlastelegging.
Op 2 september 2024 om 10.15 uur is het onderzoek ter terechtzitting hervat. Na de hervatting heeft de advocaat van verdachte verzocht om aanhouding van de zaak, omdat hij te weinig tijd heeft gehad om zich voor te bereiden op de gewijzigde tenlastelegging. De rechtbank heeft het aanhoudingsverzoek afgewezen omdat zij het onderzoek ter terechtzitting al voor bepaalde tijd had geschorst.
2.2.
De advocaat van verdachte heeft de rechtbank vervolgens gewraakt. Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting en de toelichting die hij tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer heeft gegeven, heeft hij het volgende aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker meent dat sprake is van vooringenomenheid van de rechters omdat zij (de advocaat van) verdachte onvoldoende in de gelegenheid hebben gesteld om zich voor te bereiden op de inhoudelijke behandeling van de gewijzigde tenlastelegging. Het verzoek tot wijziging van de tenlastelegging is op vrijdagmiddag (30 augustus 2024) voor de zitting van maandag (2 september 2024) aangekondigd en de advocaat heeft onvoldoende tijd gehad om dit met verdachte te bespreken en zijn voorbereiding en onderzoekswensen daarop aan te passen. De rechtbank heeft de wijziging van de tenlastelegging toegestaan en heeft de terechtzitting vervolgens slechts 30 minuten onderbroken, terwijl de advocaat geen toestemming had gegeven om de zitting aanstonds of na een korte onderbreking voort te zetten. Toen de advocaat na de onderbreking aangaf dat hij onvoldoende tijd had gehad en daarom verzocht om aanhouding van de zaak, heeft de rechtbank dit afgewezen. Verzoeker acht dit in strijd met de algemene beginselen van een goede procesorde en het recht op een eerlijk proces zoals geformuleerd in artikel 6 EVRM.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Verzoeker is van mening dat de rechters vooringenomen zijn omdat zij na wijziging van de tenlastelegging hebben besloten om de terechtzitting te schorsen en 30 minuten later te hervatten. In feite is dit slechts een korte onderbreking van het onderzoek ter terechtzitting. Door het onderzoek ter terechtzitting niet te schorsen, zoals de wet voorschrijft, hebben de rechters het recht van verzoeker op een eerlijk proces niet gewaarborgd.
3.3.
Een beslissing omtrent het schorsen van het onderzoek ter terechtzitting is een procedurele beslissing. Uitgangspunt is dat een procedurele beslissing – ook als deze onjuist zou zijn – in beginsel geen grond kan vormen voor wraking. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt immers mee dat het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) geen oordeel toekomt over de juistheid van de (tussen)beslissing of de motivering daarvan. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dat kan anders zijn indien de beslissing of de motivering daarvan zo onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven. Dat daarvan in dit geval sprake is, is naar het oordeel van de wrakingskamer echter niet gebleken.
3.4.
De rechtbank heeft na wijziging van de tenlastelegging blijkens het proces-verbaal de terechtzitting geschorst voor korte tijd. Vervolgens heeft de rechtbank na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting het verzoek om de zitting voor onbepaalde tijd te schorsen afgewezen. De rechtbank heeft beide beslissing(en) blijkens de processen-verbaal van de zitting (summier) gemotiveerd. De wrakingskamer treedt niet in de inhoudelijke beoordeling van deze rechterlijke tussenbeslissingen. Dat deze (proces)beslissingen gelet op hun motivering of de wijze van totstandkoming uitsluitend door vooringenomenheid ten aanzien van de hoofdvragen van artikel 348 en 350 Sv, kunnen worden verklaard, is niet aannemelijk geworden. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat uit de beslissingen en de motivering daarvan geen vooringenomenheid kan worden afgeleid en zal het wrakingsverzoek daarom afwijzen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. Y. Bouchikhi (ook per e-mail);
• de officier van justitie mr. J. Roosma;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.M.A. Keulen, A.M. Boogers en D.M. Drok, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.M.N. van Limpt-Schrover en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.