ECLI:NL:RBDHA:2024:16556
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen voorzieningenrechter in kort geding
Op 9 oktober 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. L.L. Benink, de voorzieningenrechter in een kort geding. Verzoeker had het wrakingsverzoek ingediend omdat hij geen antwoord had gekregen op zijn herhaaldelijk gestelde vraag of de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) aanwezig zou zijn bij de zitting. De rechter had in haar schriftelijke reactie erkend dat zij verzoeker geen antwoord had gegeven, maar stelde dat zij van plan was om dit onderwerp tijdens de zitting met beide partijen te bespreken. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheid dat verzoeker geen antwoord had gekregen op zijn vragen, onvoldoende was om te concluderen dat er sprake was van (de schijn van) partijdigheid.
Verzoeker had eerder een aanhoudingsverzoek ingediend dat was afgewezen, en de rechter had in haar reactie op het wrakingsverzoek opgemerkt dat verzoeker dit verzoek had ingediend om uitstel van de zitting te bewerkstelligen. De wrakingskamer vond dat deze opmerking op meerdere manieren kon worden opgevat en niet per definitie de suggestie wekte dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid was en dat verzoeker over de wijze van bejegening door de rechter een klacht kon indienen bij het gerechtsbestuur.
De beslissing van de wrakingskamer was dat het verzoek tot wraking werd afgewezen en dat de behandeling van het kort geding met nummer C/09/671508 KG ZA 24-780 zou worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.