ECLI:NL:RBDHA:2024:16548

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/666869 / HA ZA 24-455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van incidentele vorderingen tot tussenkomst en schorsing in civiele procedure na overlijden van gedaagde

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres Building Leisure B.V. een vordering ingesteld tegen gedaagden [naam 1] en [naam 2] voor onbetaalde facturen van een maatwerk prefab woonunit. Na het overlijden van gedaagde [naam 1] heeft derde [naam 3], dochter van [naam 1], verzocht om tussenkomst in de procedure om verweer te voeren tegen de vordering van Building Leisure. De rechtbank heeft de incidentele vordering tot tussenkomst afgewezen, omdat [naam 3] geen eigen vordering wenst in te stellen, maar enkel verweer wil voeren voor haar moeder. De rechtbank oordeelt dat de figuur van tussenkomst niet bedoeld is voor deze situatie.

Daarnaast heeft [naam 3] verzocht om schorsing van de procedure op basis van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, vanwege het overlijden van [naam 1]. De rechtbank heeft deze schorsingsverzoek afgewezen, omdat het verstek niet is gezuiverd en het onduidelijk is of [naam 3] de enige erfgenaam is. De rechtbank benadrukt dat schorsing alleen kan worden aangevraagd door de erfgenamen van de overleden partij.

De rechtbank heeft [naam 3] in de proceskosten van Building Leisure veroordeeld en de proceskosten tussen [naam 2] en [naam 3] gecompenseerd. De zaak zal op 2 oktober 2024 weer op de rol komen voor het indienen van de conclusie van antwoord van [naam 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Vonnis in incident 18 september 2024
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/09/666869 / HA ZA 24-455 van
BUILDING LEISURE B.V.te Leimuiden,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.S. Rabarison te Amsterdam,
tegen

1.[naam 1] te [woonplaats 1] ,

gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen,

2.[naam 2] te [woonplaats 2] ,

gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat mr. M.D. de Wit te Uithoorn,
en
[naam 3]te [woonplaats 1] ,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. P.J. Gijsbertsen te Utrecht.
Eiseres in de hoofdzaak wordt hierna Building Leisure genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak worden respectievelijk [naam 1] en [naam 2] genoemd.
Eiseres in het incident wordt [naam 3] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 april 2024 met producties 1 t/m 15;
  • het herstelexploot van 7 juni 2024;
  • de akte van Building Leisure met productie 16 (beslagstukken);
  • de incidentele conclusie tot tussenkomst van [naam 3] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident van [naam 2] ;
  • de conclusie van antwoord in het incident van Building Leisure.
1.2.
Als datum voor het wijzen van vonnis in incident is 11 september 2024 bepaald. Dit vonnis is aangehouden aangezien [naam 3] op 9 september 2024 een akte heeft ingediend, die hierna zal worden besproken.

2.De gronden voor de beslissing

2.1.
In de hoofdzaak gaat het, kort samengevat, om het volgende. Volgens Building Leisure hebben [naam 1] en [naam 2] gezamenlijk opdracht gegeven voor het leveren van een maatwerk prefab woonunit en hebben zij de aanbetalingsfactuur van € 47.190 en een termijnfactuur van € 47.190 onbetaald gelaten. Building Leisure eist in de hoofdzaak betaling van deze facturen.
2.2.
[naam 3] , dochter van [naam 1] , vordert in het incident dat zij wordt toegelaten om in de procedure tussen te komen om de vordering van Building Leisure op [naam 1] te betwisten. [naam 3] voert hiertoe aan dat zij een financieel belang heeft bij de uitkomst van de procedure omdat Building Leisure conservatoir beslag heeft gelegd op het onverdeelde aandeel van [naam 1] in de woning waarvan [naam 3] door vererving mede-eigenaar geworden is. De belangen van [naam 3] worden direct geraakt nu [naam 1] in rechte wordt aangesproken, zij geen verweer voert en niet beschikt over de financiële middelen om het gevorderde bedrag te voldoen. De verkoop of (her)financiering van de woning is daarvoor noodzakelijk.
2.3.
Building Leisure en [naam 2] concluderen tot afwijzing van de vordering tot tussenkomst.
Schorsing ex artikel 225 Rv?
2.4.
[naam 3] heeft bij de onder 1.2 bedoelde akte verzocht de procedure tussen Building Leisure en [naam 1] op de voet van artikel 225 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te schorsen vanwege het overlijden van [naam 1] op 26 augustus 2024. Dit stuk kan niet leiden tot de beoogde schorsing, gelet op het volgende.
2.5.
Ingevolge artikel 225 lid 1, aanhef en onder a Rv kan de dood van een procespartij grond zijn voor schorsing van het geding. De schorsing geeft kort gezegd de erfgenamen de gelegenheid om te beslissen of zij de procedure overnemen of niet. Schorsing vindt plaats door betekening van de ingeroepen grond voor de schorsing aan de wederpartij danwel door een daartoe strekkende akte ter rolle. Als dat niet gebeurt wordt het geding op naam van de oorspronkelijke partij (in dit geval [naam 1] ) voortgezet.
2.6.
Bevoegd tot schorsing is uitsluitend de (opvolger van de) partij aan wier zijde de schorsingsoorzaak zich voordoet. In dit geval is/zijn dat de erfgenaam/erfgenamen van [naam 1] . Anderen kunnen de schorsing niet bewerkstelligen.
2.7.
Verder geldt dat omdat [naam 1] niet in de procedure is verschenen, het verstek eerst (door haar rechtsopvolger(s)) gezuiverd moet worden voordat dergelijke stappen kunnen worden gezet.
2.8.
Omdat het verstek niet is gezuiverd en bovendien niet duidelijk is of [naam 3] (de enige) erfgenaam is van [naam 1] , kan haar akte niet leiden tot schorsing van de hoofdzaak. Een eventueel schorsingsverzoek moet worden gedaan door de erfgenamen van [naam 1] , bij voorkeur onder overlegging van een verklaring van erfrecht, en nadat zij in de procedure zullen moeten zijn verschenen. Zij kunnen dan vervolgens het geding hervatten of de wederpartij kan hervatting aan hen aanzeggen. (zie artikel 227 Rv).
Kan [naam 3] ‘tussenkomen’?
2.9.
De rechtbank stelt voorop dat eenieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen of daarin te mogen tussenkomen (artikel 217 Rv). Bij tussenkomst wil de partij een eigen vordering instellen tegen (een van) de andere partijen. Er moet sprake zijn van voldoende belang om zich te mengen in het aanhangige geding. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld.
2.10.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering tot tussenkomst moet worden afgewezen omdat uit haar stellingen naar voren komt dat [naam 3] geen eigen vordering wenst in te stellen, maar verweer wil voeren voor of ten behoeve van haar moeder, [naam 1] , tegen de vordering die Building Leisure tegen [naam 1] heeft ingesteld. Daarvoor is de figuur van tussenkomst niet bedoeld. Daarbij komt dat [naam 3] niet direct getroffen wordt door een eventuele toewijzing van de vordering. Dat executie van een toewijzend vonnis ook gevolgen kan hebben voor [naam 3] is niet genoeg.
2.11.
[naam 3] is in het incident in het ongelijk gesteld en moet daarom ten aanzien van Building Leisure de proceskosten betalen, die worden begroot op: € 307 (factor 0,5 x 1 punt tarief II voor het salaris van de advocaat).
2.12.
Tussen [naam 3] en [naam 2] worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, gelet op de familieverhoudingen tussen deze partijen.
Vervolg van de (hoofd)zaak
2.13.
De volgende stap in de procedure is (indiening van) de conclusie van antwoord van [naam 2] . Hij heeft daarvoor aanvankelijk een termijn gekregen tot de rolzitting van 31 juli 2024 en met instemming van de wederpartij is die termijn vier weken verlengd. Inmiddels is de verlengde termijn verstreken. Vanwege de door [naam 3] ingediende incidentele vordering is de roldatum voor het indienen van de conclusie van antwoord wellicht niet in het roljournaal vermeld. Daarom zal de rechtbank [naam 2] in de gelegenheid stellen om alsnog een conclusie van antwoord in te dienen, op de rolzitting van 2 oktober 2024.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst het gevorderde af;
3.2.
veroordeelt [naam 3] in de proceskosten van Building Leisure in dit incident van € 307;
3.3.
compenseert de proceskosten in dit incident tussen [naam 2] en [naam 3] in die zin, dat zij elk hun eigen kosten dragen;
3.4.
verklaart de veroordeling in 3.2 uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
3.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
2 oktober 2024voor het indienen van de conclusie van antwoord van [naam 2] .
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2024.