ECLI:NL:RBDHA:2024:16547

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
C/09/666872 / HA ZA 24-457
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot oproeping derde ex artikel 118 Rv in een civiele procedure met betrekking tot een koopovereenkomst

In deze civiele procedure, die zich afspeelt voor de Rechtbank Den Haag, is op 21 augustus 2024 een vonnis in incident gewezen. De zaak betreft een incident tot oproeping van een derde partij, [naam 3], op verzoek van [naam 2]. De hoofdzaak draait om een geschil tussen [naam 1] en [naam 2] over de ontbinding van een koopovereenkomst voor een woning. [naam 1] vordert onder andere een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden en betaling van een contractuele boete, rente en incassokosten. [naam 2] heeft in het incident verzocht om [naam 3] op te roepen, omdat deze als tussenpersoon heeft gefungeerd bij de koop en [naam 2] stelt dat zij hierdoor schade heeft geleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een nauwe samenhang bestaat tussen de vorderingen van [naam 1] en de vorderingen van [naam 2] in reconventie, en heeft de vordering tot oproeping toegewezen. De oproeping moet plaatsvinden tegen de roldatum van 18 september 2024, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/666872 / HA ZA 24-457

Vonnis in incident van 21 augustus 2024

in de zaak van

[naam 1] , te [woonplaats] ,

eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. B.F. van Noort, te Amsterdam,
tegen

[naam 2] , te [woonplaats] ,

gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F.L.P. Vulto, te Den Haag.
Partijen worden hierna [naam 1] en [naam 2] genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 april 2024, met producties;
  • de incidentele conclusie tot oproeping ex art. 118 Rv, tevens conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties;
  • de rolbeslissing van 24 juli 2024 waarbij akte van niet-dienen van de conclusie van antwoord in het incident is verleend.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1.
In de hoofdzaak vordert [naam 1] in conventie, samengevat:
- de verklaring voor recht dat [naam 1] de tussen partijen gesloten koopovereenkomst voor de woning aan de [adres 1] te [plaatsnaam 1] rechtsgeldig heeft ontbonden;
- de betaling van een contractuele boete van € 42.500, met wettelijke rente;
- de betaling van € 17.354,17 aan contractuele rente tot 20 februari 2024, met wettelijke rente;
- de betaling van € 1.373,54 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de veroordeling in de proceskosten.
2.2.
Hieraan legt [naam 1] , samengevat, ten grondslag dat [naam 2] in gebreke is gebleven met de betaling van de overeengekomen 10% van de koopsom voor de woning aan de [adres 1] te [plaatsnaam 1] (hierna: de woning), alsmede met de betaling van 7% rente per jaar over het restant van de koopsom.
2.3.
[naam 2] vordert in het incident haar toe te staan om op de voet van artikel 118 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) [naam 3] (hierna: [naam 3] ), laatstelijk kantoorhoudende aan de [adres 2] te [plaatsnaam 2] , in de hoofdzaak in reconventie op te roepen, kosten rechtens.
2.4.
Hieraan legt [naam 2] , samengevat, het volgende ten grondslag. [naam 3] heeft zich voorafgaand aan de koop van de woning door [naam 2] als een soort van tussenpersoon gepresenteerd. Hij heeft aan [naam 2] laten weten dat de koopsom aan hem bevrijdend kon worden betaald. [naam 2] heeft daarop aan [naam 3] deelbetalingen gedaan tot een beloop van meer dan € 200.000 voor onder meer de koopsom van de woning, waardoor [naam 2] , voor zover deze verplichting bestond, veel meer dan 10% van de koopsom heeft voldaan. [naam 1] heeft die betalingen echter ten onrechte genegeerd.
[naam 2] is ruim € 200.000 kwijt door een constructie die [naam 1] en [naam 3] hebben opgezet. [naam 2] heeft er belang bij om [naam 3] in de procedure te betrekken, omdat (ook) [naam 3] contractspartij is bij de koopovereenkomst en [naam 2] in reconventie, kort gezegd, jegens [naam 1] en [naam 3] nakoming van de koopovereenkomst, veroordeling tot schadevergoeding en veroordeling tot terugbetaling van de onverschuldigde betalingen wenst te vorderen. Dit temeer, nu volgens [naam 2] sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding tussen haar, [naam 1] en [naam 3] .
2.5.
[naam 1] heeft op de daarvoor bestemde rolzitting geen conclusie van antwoord in het incident ingediend.
2.6.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Artikel 118 Rv geeft regels voor de oproeping van derden als partij in het geding, maar schrijft niet voor in welke gevallen die oproeping mogelijk is. Het gaat in de regel om zaken waarin sprake is van processueel ondeelbare rechtsverhoudingen. In de jurisprudentie heeft de regeling echter een ruimere strekking gekregen, oproeping is bijvoorbeeld ook mogelijk in het geval sprake is van samenhangende vorderingen in conventie en reconventie en de proceseconomie gediend is met de behandeling van de vorderingen in één procedure (HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:485 en HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:810).
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er tenminste een nauwe samenhang in de hiervoor bedoelde zin tussen de vorderingen van [naam 1] in conventie enerzijds en de vorderingen die [naam 2] in reconventie jegens [naam 1] heeft ingesteld en jegens [naam 3] wenst in te stellen anderzijds.
2.8.
Gelet op het voorgaande zal de vordering in het incident worden toegewezen. Dit betekent dat [naam 2] in de gelegenheid zal worden gesteld om [naam 3] in het geding in reconventie te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv. De rechtbank zal bepalen dat de oproeping dient te geschieden tegen de roldatum van 18 september 2024
2.9.
De rechtbank ziet aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren.
3. De beslissing
De rechtbank:

in het incident

3.1.
stelt [naam 2] in de gelegenheid [naam 3] als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv om op de rolzitting van 18 september 2024 in het geding te verschijnen, met dien verstande dat:
- deze oproeping middels deurwaardersexploot dient te geschieden,
- deze oproeping de eis dient de bevatten die [naam 2] instelt tegen [naam 3] en de gronden van die eis;
- een afschrift van de oproeping aan de griffie van de rechtbank dient te worden gezonden;
- bij de oproeping een kopie moet worden gevoegd van alle tot heden gewisselde procestukken;
- de oproeping moet vermelden dat [naam 3] niet in persoon kan verschijnen, maar zich moet laten vertegenwoordigen door een advocaat en dat hij bij verschijning griffierecht verschuldigd is;
3.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;

in de hoofdzaak

3.3.
verwijst de zaak naar de rol van 18 september 2024 voor de oproeping van [naam 3] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2024. [1]

Voetnoten

1.type: 1554