ECLI:NL:RBDHA:2024:16541

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
AWB 24/2265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning regulier

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier. Verzoekster heeft op 31 augustus 2023 een aanvraag ingediend met als doel 'humanitair niet tijdelijk' en deze aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 14 februari 2024. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op 2 oktober 2024 de zaak behandeld. De minister heeft in een brief van 27 september 2024 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek tot voorlopige voorziening, waardoor rechtmatig verblijf ontstaat. Partijen hebben schriftelijk toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de overeenstemming tussen partijen over het uitblijven van uitzetting, de voorlopige voorziening wordt toegewezen.

De voorzieningenrechter heeft de minister verboden verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt. Tevens is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 875,-, en het griffierecht van € 187,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/2265

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster
V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en
de minister van Asiel en Migratie [1]
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van haar aanvraag.
1.1.
Verzoekster heeft op 31 augustus 2023 een aanvraag gedaan tot verlenen van een verblijfsvergunning regulier met als doel: ‘humanitair niet tijdelijk’ (privéleven). De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 14 februari 2024 afgewezen.
1.2.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
De partijen zijn uitgenodigd voor de zitting van 15 oktober 2024. Partijen hebben de voorzieningenrechter vervolgens schriftelijk toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan - onder meer - indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. De minister heeft in een brief van 27 september 2024 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, waardoor rechtmatig verblijf ontstaat. Volgens verweerder kan daarom een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege worden gelaten. Desgevraagd heeft verzoeker op 1 oktober 2024 hiermee schriftelijk ingestemd.
4. Nu partijen het erover eens zijn dat van uitzetting van verzoekster behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting van verzoekster tot de beslissing op het bezwaar bekend is gemaakt.
5. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Dat punt heeft een waarde van € 875,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 875,-. De minister dient ook het door verzoekster betaalde griffierechten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • schorst het primaire besluit en verbiedt de minister verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
griffier rechter
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.