ECLI:NL:RBDHA:2024:16529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
SGR 23/1109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing dwangsom niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een energietoeslag. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp, dat haar aanvraag had afgewezen. Het college had in eerdere besluiten vastgesteld dat er geen dwangsom was verbeurd wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar. In een later besluit heeft het college de eerdere besluiten herzien en eiseres alsnog een dwangsom van € 1.442,- toegekend, maar het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit laatste besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang meer heeft, omdat het college haar inmiddels de maximale dwangsom en een proceskostenvergoeding heeft toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gestelde schade van eiseres niet het gevolg is van het uitblijven van een beslissing over de dwangsom en proceskosten. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard, maar het college is wel verplicht om het griffierecht en de proceskosten aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1109

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: A.F. van Hecke),
en

het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp, het college

(gemachtigde: F. Silva).

Inleiding

1. Bij besluit van 15 november 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 23 juni 2022, waarbij de aanvraag van eiseres van 5 mei 2022 om energietoeslag is afgewezen, ongegrond verklaard.
1.1.
Met het besluit van 24 november 2022 (primair besluit) heeft het college vastgesteld dat het geen dwangsom aan eiseres heeft verbeurd wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar tegen het besluit van 23 juni 2022.
1.2.
In het besluit van 24 januari 2023 (bestreden besluit 1) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1.
1.4.
Met het besluit van 16 april 2024 (bestreden besluit 2) heeft het college onder meer bezwaren gegrond verklaard, bestreden besluit 1 ingetrokken, het primaire besluit herroepen, aan eiseres een dwangsom van € 1.442,- toegekend en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
1.5.
Eiseres heeft op bestreden besluit 2 gereageerd.
1.6.
Met het besluit van 3 juli 2024 (bestreden besluit 3) heeft het college opnieuw beslist zoals het bij bestreden besluit 2 heeft gedaan en daarbij aan eiseres een proceskostenvergoeding van € 624,- toegekend.
1.7.
Eiseres heeft op bestreden besluit 3 gereageerd.
1.8.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Beroepen van rechtswege
2. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van eiseres tegen bestreden besluit 1 van rechtswege mede betrekking op bestreden besluiten 2 en 3.
Het beroep tegen bestreden besluit 1 en 2
3. Het college heeft bestreden besluit 1 vervangen door bestreden besluit 2. Vervolgens heeft het college bestreden besluit 2 vervangen door bestreden besluit 3. Niet is gebleken dat eiseres nog een belang heeft bij het beroep tegen bestreden besluiten 1 en 2. In zoverre is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk.
Het beroep tegen bestreden besluit 3
4. De rechtbank ziet zich vervolgens ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres nog belang heeft bij haar beroep tegen bestreden besluit 3. Bij de beantwoording van die vraag dient te worden vooropgesteld dat de omvang van het beroep is beperkt tot de aanvankelijk geweigerde en later toegekende volledige dwangsom en proceskostenvergoeding.
4.1.
Uit vaste rechtspraak volgt dat pas sprake is van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang. Daarnaast kan procesbelang aanwezig blijven in verband met de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding, tenzij op voorhand onaannemelijk is dat schade is geleden.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiseres nog een belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit 3. Met bestreden besluit 3 heeft het college eiseres alsnog de maximale dwangsom en een proceskostenvergoeding toegekend. Daarmee is het college, voor zover mogelijk in dit beroep, volledig aan eiseres tegemoetgekomen, zodat een beoordeling van bestreden besluit 3 voor haar niet langer feitelijk betekenis kan hebben.
4.3.
Eiseres stelt schade, zoals waterschade, vorstschade en schade aan isolatie, te hebben geleden door het gemis van de energietoeslag, door het afdichten van hemelwaterafvoer, door het (toestaan van) ophogen van een bouwterrein en doordat een leiding niet is aangesloten op nieuw riool. De schade die eiseres stelt te hebben geleden is niet het gevolg van het uitblijven van een beslissing over dwangsom en proceskosten. Daarom is in het verzoek van eiseres om schadevergoeding geen belang gelegen bij een beoordeling van het beroep van eiseres tegen bestreden besluit.
4.4.
De rechtbank concludeert dat eiseres geen belang heeft bij haar beroep. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de bestreden besluiten 1, 2 en 3 niet inhoudelijk beoordeeld.
5.1.
Het college moet wel het griffierecht aan eiseres vergoeden. Dit omdat het college bestreden besluiten 1 en 2 heeft herzien. Om diezelfde reden krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.