In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een energietoeslag. Eiseres had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp, dat haar aanvraag had afgewezen. Het college had in eerdere besluiten vastgesteld dat er geen dwangsom was verbeurd wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar. In een later besluit heeft het college de eerdere besluiten herzien en eiseres alsnog een dwangsom van € 1.442,- toegekend, maar het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit laatste besluit, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank concludeert dat eiseres geen procesbelang meer heeft, omdat het college haar inmiddels de maximale dwangsom en een proceskostenvergoeding heeft toegekend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gestelde schade van eiseres niet het gevolg is van het uitblijven van een beslissing over de dwangsom en proceskosten. De rechtbank heeft het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard, maar het college is wel verplicht om het griffierecht en de proceskosten aan eiseres te vergoeden.