Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1992 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Eiser wordt vanaf 8 april 2024 ononderbroken op grond van opvolgende maatregelen in bewaring gehouden.
3. In de actuele maatregel van bewaring, die is opgelegd om de terugkeer naar Algerije te verzekeren, heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft vier zware gronden en drie lichte gronden opgevoerd om het onttrekkingsrisico te onderbouwen. Verweerder heeft tevens in de maatregel vermeld dat een verzwaarde belangenafweging is verricht in verband met de totale duur van de vrijheidsontneming.
4. De rechtbank heeft ter zitting allereerst met eiser gesproken over zijn psychische gesteldheid, verteld wat daarover in het dossier is opgenomen en hem gevraagd hoe het thans met hem gaat in het detentiecentrum. Eiser heeft deze vraag beantwoord en aangegeven dat hij veel stress ervaart door de detentie en hij de rechtbank verzoekt om hem in vrijheid te stellen.
5. Eiser heeft verder ter zitting aangevoerd dat de verzwaarde belangenafweging die is gemaakt omdat eiser zes maanden in bewaring wordt gehouden onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. In deze belangenafweging zijn namelijk enkel de belangen van verweerder opgenomen. Eiser heeft daarnaast ook zijn medisch dossier uit het Detentiecentrum Rotterdam overgelegd. Hieruit blijkt onder andere dat eiser een groot deel van de tijd in een observatiecel (OBS) doorbrengt, dat eiser medicatie (diazepam) krijgt en dat hij last heeft van stress en slapeloosheid. Verweerder kan de maatregel niet laten voortduren gelet op deze medische omstandigheden. Verder voert eiser aan dat verweerder onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting heeft gewerkt en dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is. Weliswaar is inmiddels een vlucht geboekt, maar gelet op dag waarop deze pas kan plaatsvinden, is geen sprake van een redelijke termijn. Eiser dient dan ook in vrijheid te worden gesteld.
6. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op de beroepsgronden. Ook heeft de rechtbank verweerder gevraagd om daarbij aan te geven waarom niet is geconcludeerd dat de bewaring voor eiser onevenredig bezwarend is (geworden) en waarom dus geen aanleiding is gezien om ondanks het risico op onttrekking, te volstaan met een lichter middel.
7. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzwaarde belangenafweging die gemaakt dient te worden omdat eiser vanaf 8 oktober 2024 zes maanden in bewaring wordt gehouden, voldoende deugdelijk is verricht en is gemotiveerd. De belangen van verweerder wegen zwaarder dan eisers belangen, die weliswaar niet onder “het kopje” van de verzwaarde belangenafweging zijn terug te vinden in de maatregel, maar wel zijn betrokken bij de beoordeling van het lichter middel. Verweerder stelt zich naar aanleiding van de vragen van de rechtbank verder op het standpunt dat voldoende is uitgezocht of er aanleiding was om in het geval van eiser een lichter middel op te leggen en dat hier geen aanleiding voor was. Verweerder meent ook dat dit voldoende gemotiveerd is in de maatregel van bewaring.
8. De rechtbank is van oordeel dat eisers beroep gegrond is en dat de maatregel vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig is. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
9. Eiser wordt ten tijde van het onderzoek ter zitting gedurende zes maanden ononderbroken in bewaring gehouden op grond van opvolgende maatregelen. In de periode vanaf de oplegging van de eerste maatregel op 8 april 2024 tot aan de oplegging van de maatregel op grond waarvan eiser thans in bewaring wordt gehouden, heeft verweerder veel informatie verkregen over de psychische en medische problematiek van eiser. Eiser heeft hierover verklaringen afgelegd in de bewaringsgehoren en de vertrekgesprekken. Uit het verslag van het “gehoor opvolgende aanvraag” van 30 augustus 2024 in de asielprocedure die vanuit bewaring is doorlopen, blijkt dat eiser voortdurend over zijn psychische problematiek, de oorzaak hiervan en de behandelingen die hij hiervoor krijgt bij een psycholoog en psychiater, spreekt. Het gehoor heeft op drie verschillende dagen plaatsgevonden en moest telkens vroegtijdig worden afgebroken. Uit de medische informatieverstrekking van de medische dienst van het DTC en de daarin opgenomen “SOEP-rapportage”(rechtbank:
subjectief,
objectief,
evaluatie,
plan), die de gehele periode van de aangesloten bewaringsmaatregelen bestrijkt, blijkt dat eiser veelvuldig heeft verklaard last te hebben van trauma’s, lijdt aan slapeloosheid, onrustig is, consistent heeft verklaard stress te ervaren vanwege de detentie, zeer frequent in de OBS is geplaatst, automutileert, medicatie gebruikt en bij herhaling om andere en meer medicatie verzoekt en snel geprikkeld en boos is. Eiser maakt verder veel gebruik van de sportfaciliteiten en op andere momenten maakt eiser een vriendelijke en rustige indruk. Eiser heeft daarnaast fysieke klachten aan met name zijn voet en teen. Er zijn meerdere meldingen te lezen van “flinke automutilatie-wonden” aan armen, hals, buik en been. Recent heeft een (medische) spoedoproep plaatsgevonden en is door “het luikje van de cel” waargenomen dat eiser zich zodanig ernstig aan het automutileren was, dat het te onveilig was om de cel te betreden en de komst van het Interne Bijstandsteam moest worden afgewacht om eiser op de OBS onder cameratoezicht te kunnen plaatsen. Ook is vermeld dat eiser betrokken is bij vechtpartijen met medegedetineerden en dat eiser eenmaal op de OBS is geplaatst naar aanleiding van een brandstichting.
10. Ter zitting heeft de rechtbank dit met eiser besproken en ook benoemd op beide onderarmen van eiser waar te nemen dat eiser vele snijwonden heeft die parallel zijn aangebracht. Eiser heeft op vragen van de rechtbank verklaard getraumatiseerd te zijn en nu psychische klachten te ervaren die (mede) verband houden met de vrijheidsontneming.
11. Ten tijde van de oplegging van de te toetsen maatregel wéét verweerder dat eiser bekend is met forse psychische problematiek. Verweerder is op de hoogte van de OBS-plaatsingen, van de vraag naar medische hulp, de herhaalde vraag naar medicatie en de vraag naar gesprekken met de psycholoog. Verweerder beschikt over al deze informatie omdat verweerder eiser al vanaf 8 april 2024 “in huis” heeft. Op het moment dat de voorgaande maatregel is opgeheven, had verweerder zich hiervan moeten vergewissen en dit moeten betrekken bij het onderzoeken of een nieuwe maatregel niet alleen noodzakelijk is in verband met het onttrekkingsrisico, maar ook of het langer in bewaring houden op grond van een mogelijk nieuw op te leggen maatregel proportioneel en evenredig is. Het opleggen van een nieuwe maatregel mag geen standaardmatig “omzetten” van de maatregel zijn maar vergt elke keer opnieuw een grondig onderzoek. Weliswaar dient een verzwaarde belangenafweging te worden gemaakt bij een totale duur van zes maanden vrijheidsontneming. Dit betekent echter niet dat bij het opleggen van andere opvolgende maatregelen niet steeds opnieuw hoeft worden na te gaan of het in bewaring houden rechtmatig en evenredig is. Verweerder moet er dus voor waken niet bij wijze van automatisme een opvolgende maatregel op te leggen als de grondslag aan een bewaringsmaatregel komt te ontvallen.
12. De rechtbank overweegt dat verweerder gelet op alle informatie over de psychische conditie van eiser waarover verweerder reeds beschikte, in het gehoor méér had moeten onderzoeken of een nieuwe maatregel evenredig is en in de maatregel méér had moeten motiveren waarom de oplegging van een nieuwe maatregel niet onevenredig bezwarend is geacht voor eiser. Verweerder heeft hierop ter zitting aangegeven dat de KMar geen kennis neemt van bijvoorbeeld het gehoor opvolgende aanvraag alvorens een vreemdeling te horen over een (hernieuwde) inbewaringstelling. De rechtbank begrijpt dat dit niet standaardmatig geschiedt en hier zal ook niet altijd aanleiding voor bestaan. De rechtbank overweegt echter dat het wel de gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle betrokkenen van verweerder is om elkaar te informeren indien sprake is van bijzondere omstandigheden zoals bij eiser aan de orde. Het kan eenvoudigweg niet zo zijn dat al deze informatie waarover verweerder beschikt over de verklaringen van eiser jegens “verweerder in al zijn hoedanigheden” in deze periode van ononderbroken vrijheidsontneming, de vele contactmomenten met de Medische Dienst en de psycholoog en het gebruik van medicatie, , niet ten minste op hoofdlijnen ter informatie wordt verstrekt aan de Opperwachtmeester van de Kmar die eiser na maandenlange vrijheidsontneming moet gaan horen over de mogelijke oplegging van een nieuwe maatregel. Door in het geval van eiser deze informatie -in het belang van eiser- niet ter beschikking te stellen aan de Opperwachtmeester van de Kmar, wordt deze niet deugdelijk in staat gesteld om een beslissing te nemen over een hernieuwde inbewaringstelling.
13. De autoriteiten die eiser in bewaring stellen en houden hebben jegens eiser een zorgplicht en dit brengt mee dat tussen de verschillende diensten van verweerder wordt samengewerkt en dat zo nodig informatie wordt gedeeld over het welbevinden van eiser om te voorkomen dat eiser in bewaring wordt gehouden, terwijl dit onevenredig bezwarend en mogelijk ook schadelijk voor zijn gezondheid is. Indien de actuele maatregel een eerste maatregel zou zijn en eiser overigens onbekend zou zijn bij verweerder, zou de rechtbank wellicht concluderen dat voldoende is doorgevraagd om te onderzoeken of moest worden volstaan met een lichter middel en zou wellicht door de rechtbank zijn geconcludeerd dat in de maatregel voldoende is gemotiveerd waarom hiervan is afgezien. Nu deze maatregel is opgelegd op 30 september 2024, terwijl eiser reeds op 8 april 2024 in bewaring is gesteld en al die tijd in bewaring is gehouden, concludeert de rechtbank dat onvoldoende is onderzocht of de oplegging van deze maatregel onevenredig bezwarend is en dat onvoldoende is gemotiveerd waarom oplegging van deze maatregel niet onevenredig bezwarend is geacht. De rechtbank stelt vast, zoals uitgesproken ter zitting, dat volstrekt duidelijk is dat sprake is van een onttrekkingsrisico. De rechtbank overweegt ook dat weinig aannemelijk is dat eiser uit eigen beweging zal voldoen aan zijn vertrekplicht en dat verweerder daarom een aanzienlijk belang heeft bij het in bewaring houden van eiser om de terugkeer naar zijn land van herkomst te verzekeren. Dit laat onverlet dat verweerder ook ten aanzien van eiser en ook nadat meerdere omzettingen hebben plaatsgevonden, steeds opnieuw zal moeten nagaan of een nieuw op te leggen maatregel noodzakelijk, proportioneel en evenredig is.
14. De rechtbank overweegt in het verlengde hiervan dat verweerder gedurende de gehele tenuitvoerlegging van de maatregel zich steeds moet vergewissen of alsnog kan en moet worden volstaan met de oplegging van een lichter middel. Deze beoordeling is dus niet beperkt tot een eenmalige beoordeling die moet worden gemaakt op het moment dat wordt beslist over de oplegging van de maatregel. De rechtbank overweegt dat de regievoerder weliswaar geen inzage heeft in het medische dossier van eiser. De regievoerder is evenwel wel bekend met de OBS-plaatsingen en eisers medische klachten waarover hij ook in de vertrekgesprekken heeft verklaard. In het meest recente vertrekgesprek heeft eiser ook gesproken over zelfdoding. Verweerder heeft ter zitting toegelicht contact te hebben gehad met de regievoerder en dat de regievoerder heeft medegedeeld wel contact te hebben met de psycholoog en de door de psycholoog verstrekte informatie te betrekken bij de contacten met eiser. De rechtbank twijfelt niet aan de inzet en betrokkenheid van de regievoerder(s). De rechtbank komt wel tot een andere conclusie dan de regievoerder en overweegt dat verweerder ook na de oplegging van de maatregel had moeten vaststellen dat de verdere voortduring van de vrijheidsontneming en de voortduring van deze maatregel onevenredig bezwarend is geworden.
15. De rechtbank overweegt uitdrukkelijk dat de rechtbank geen oordeel geeft over de detentie(on)geschiktheid van eiser. Een dergelijk oordeel vereist immers medische expertise en daarover beschikt de rechtbank niet. De rechtbank concludeert wel dat de maatregel gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen vanaf aanvang af onrechtmatig is geweest. Dit oordeel is een zelfstandige reden om tot de onmiddellijke invrijheidstelling van eiser over te gaan.
16. De rechtbank is verder van oordeel dat de motivering van de verzwaarde belangenafweging niet volstaat om een langere duur dan zes maanden van de vrijheidsontneming te rechtvaardigen. Een belangenafweging vereist immers allereerst dat alle te wegen belangen worden benoemd. De rechtbank stelt echter vast dat verweerder in de maatregel uitsluitend de belangen van verweerder om eiser in bewaring te houden heeft benoemd bij de motivering van de verzwaarde belangenafweging. De rechtbank kan niet beoordelen of deze belangenafweging deugdelijk is verricht, als in de maatregel niet expliciet is benoemd welke belangen van eiser verweerder heeft betrokken in de verzwaarde belangenafweging. De rechtbank overweegt dat het evident is dat het belang van eiser is om in vrijheid te worden gesteld. De rechtbank weet echter niet of bij de verzwaarde belangenafweging is betrokken dat eiser kampt met forse psychische problematiek en eiser dit zelf relateert aan de vrijheidsontneming en de steeds langere duur hiervan. Dat in de maatregel is gemotiveerd waarom geen lichter middel is opgelegd, ontslaat verweerder niet van zijn verplichting om kenbaar -en dus toetsbaar- een verzwaarde belangenafweging te maken. Dit betreft immers een andere beoordeling dan de beoordeling of met een lichter middel kan worden volstaan. De rechtbank begrijpt dat verweerder vanwege het onttrekkingsrisico en de eerdere bewaringsmaatregelen een aanzienlijk belang heeft bij het in bewaring houden van eiser om hem zo beschikbaar te houden voor de reeds geplande vlucht. Nu de belangen van eiser echter in het geheel niet zijn benoemd, is sprake van een ondeugdelijke verzwaarde belangenafweging en kan de tenuitvoerlegging na de ommekomst van de periode van zes maanden ononderbroken vrijheidsontneming niet langer voortduren. De rechtbank overweegt dat eiser op het moment van het onderzoek ter zitting zes maanden in bewaring wordt gehouden en de ondeugdelijk gemotiveerde verzwaarde belangenafweging een zelfstandige grond is om eiser onmiddellijk in vrijheid te stellen omdat de verdere tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig is.
17. De rechtbank concludeert verder dat, in tegenstelling tot wat door eiser is aangevoerd, verweerder voortvarend heeft gewerkt aan het vertrek van eiser en dat er concreet zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. Dat het tijdsverloop tussen de nationaliteitsbevestiging en de daadwerkelijk geplande vlucht aanzienlijk is, is niet gelegen in de voortvarendheid waarmee verweerder handelt en de termijn is daarom ook niet onredelijk. Voor zover eiser meent dat het “allemaal erg lang duurt”, overweegt de rechtbank dat het vertrek vanuit bewaring aanzienlijk sneller had kunnen plaatsvinden als eiser een meewerkende houding had aangenomen.
18. De rechtbank concludeert dat eiser onrechtmatig in bewaring is gesteld en onrechtmatig in bewaring is gehouden. De rechtbank zal eiser onmiddellijk in vrijheid stellen en de opheffing van de maatregel bevelen. Eiser maakt, nu hij negen dagen onrechtmatig in bewaring is gehouden, aanspraak op schadevergoeding. De rechtbank zal tevens een proceskostenveroordeling uitspreken omdat het beroep gegrond is. De rechtbank kent voor zowel de schadevergoeding als de proceskostenveroordeling, de standaardmatig toegekende bedragen toe.
19. De rechtbank overweegt tot slot uitdrukkelijk dat de zeer ernstige bedreigingen die eiser op de ochtend van de zitting in het DTC jegens de rechtbank heeft geuit en waarvan het DTC de rechtbank in kennis heeft gesteld, geen enkele invloed heeft gehad op de beoordeling door de rechtbank van de rechtmatigheid van de maatregel en op de beslissing om eiser in vrijheid te stellen. De voorzitter heeft dit ook zo uitdrukkelijk met eiser besproken en daarbij ook aangegeven zich op geen enkel moment daadwerkelijk bedreigd te hebben gevoeld. Uit het dossier blijkt dat eiser vooral kampt met ernstige psychische problematiek en niet primair met agressieproblematiek en ook blijkt dat de meeste OBS-plaatsingen zijn geschied uit voorzorg voor eisers fysieke en psychische welbevinden.
De rechtbank heeft er melding van gemaakt dat er een rechtsmiddel openstaat en welke termijn hiervoor geldt.
Deze uitspraak is aldus in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2024 door
mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. L.G.G.M. van Buggenum, griffier.
Dit proces-verbaal is bekend gemaakt op 11 oktober 2024
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.