In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag op 25 juni 2024 niet in behandeling genomen, omdat Roemenië verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. Eiser heeft echter gedetailleerde verklaringen afgelegd over zijn verblijf buiten het grondgebied van de lidstaten, wat volgens de rechtbank niet adequaat is onderzocht door de minister. De rechtbank concludeert dat de minister onjuiste en onvolledige informatie heeft verstrekt aan Roemenië, wat heeft geleid tot een onzorgvuldig tot stand gekomen besluit. De rechtbank oordeelt dat het claimakkoord van Roemenië op deze onjuiste informatie is gebaseerd en dat de minister een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.
De rechtbank heeft op 5 september 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank stelt vast dat eiser in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat hij van 8 april 2023 tot 9 augustus 2023 in Servië verbleef, en dat hij bewijs heeft geleverd van zijn verblijf. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft doorgevraagd en eiser niet de kans heeft gegeven om zijn bewijs te overleggen. Dit leidt tot de conclusie dat de informatie die aan Roemenië is verstrekt niet juist of volledig is, wat de rechtbank als onzorgvuldig beschouwt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen.