ECLI:NL:RBDHA:2024:16464

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
24-4148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor bouwen bedrijfsgebouw en geluidswal

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker, die bezwaar heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunning die het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard aan belanghebbende heeft verleend, heeft verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 september 2024 behandeld, waarbij verzoeker en de gemachtigde van het college aanwezig waren. Belanghebbende werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

De omgevingsvergunning, verleend op 13 mei 2024, betreft het bouwen van een bedrijfsgebouw, de realisatie van een keerwand/geluidswal en de vergroting van het bedrijfsterrein van belanghebbende. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Belanghebbende heeft namelijk bevestigd dat zij in afwachting van de bezwaarprocedure geen gebruik zal maken van de omgevingsvergunning, waardoor er geen onomkeerbare gevolgen zullen optreden.

De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening en wijst het verzoek af. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/4148

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, het college

(gemachtigde: mr. M.E.C. Zwanenburg).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[bedrijfsnaam] B.V.te [vestigingsplaats] (belanghebbende)
(gemachtigde: J. van Dijk).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker met betrekking tot de omgevingsvergunning die het college aan belanghebbende heeft verleend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 september 2024 op zitting behandeld. Verzoeker is ter zitting verschenen. Het college heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam 1] en [naam 2] . Belanghebbende werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en door [naam 3] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Bij besluit van 13 mei 2024 heeft het college aan belanghebbende een omgevingsvergunning verleend voor – kort gezegd – het bouwen van een bedrijfsgebouw, de realisatie van een keerwand/geluidswal en de vergroting van haar bedrijfsterrein.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist. Daarvan is onder meer sprake als zonder het treffen van een voorlopige voorziening sprake zal zijn van onomkeerbare gevolgen die met zich brengen dat de uitkomst van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht.
2.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in dit geval geen sprake van onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening. Hierbij betrekt de voorzieningenrechter dat belanghebbende bij brief van 12 juni 2024 heeft bevestigd dat zij in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure geen gebruik zal maken van de aan haar verleende omgevingsvergunning. Dat betekent dat zich voorafgaand aan het besluit op bezwaar geen onomkeerbare gevolgen zullen voordoen. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat de verleende omgevingsvergunning uitsluitend betrekking heeft op enkele bouwwerkzaamheden en het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan door hierop materieel en goederen op te slaan. Anders dan verzoeker kennelijk vreest, behelst de omgevingsvergunning geen toestemming voor een toename van de geluidsbelasting vanwege de inrichting van belanghebbende.

Conclusie en gevolgen

3. Nu verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, dient het verzoek te worden afgewezen.
3.1.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.