ECLI:NL:RBDHA:2024:16463
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van Wajong-uitkering en de ingangsdatum van het recht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een Wajong-uitkering aan eiser, geboren in 1997. Eiser had op 29 december 2022 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, welke door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) was toegekend. Echter, het Uwv had in een eerder besluit, gedateerd op 10 oktober 2023, het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiser was van mening dat hij recht had op een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 4 mei 2016, omdat hij volgens hem volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was op dat moment.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waarbij eiser aanvoerde dat het Uwv ten onrechte had nagelaten om ambtshalve het recht op een Wajong-uitkering vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wetgeving omtrent de Wajong bepaalt dat het recht op een uitkering ontstaat op de dag van de aanvraag, en dat er geen aanknopingspunten zijn om te concluderen dat eiser niet eerder dan 29 december 2022 een aanvraag had kunnen indienen. De rechtbank oordeelde dat eiser met behulp van derden eerder een aanvraag had kunnen indienen, en dat het feit dat hij en zijn moeder niet wisten dat hij recht had op een Wajong-uitkering, geen reden was om de ingangsdatum te vervroegen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, en geoordeeld dat het Uwv terecht de Wajong-uitkering niet eerder dan per 29 december 2022 heeft toegekend. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.