ECLI:NL:RBDHA:2024:16462

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
23_6394
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Uzumcu, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd op de grond dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had zich op 2 december 2020 ziekgemeld vanuit de Werkloosheidwet en ontving vanaf 7 december 2020 een Ziektewet-uitkering. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts in januari 2023, werden verschillende lichamelijke en psychische klachten vastgesteld, maar de verzekeringsarts concludeerde dat eiser beperkingen had die niet leidden tot een WIA-uitkering.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 16 september 2024 behandeld en de rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld. Eiser voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn COPD en andere klachten, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hadden gehandeld en dat er geen objectieve basis was voor de door eiser geclaimde beperkingen. De rechtbank concludeerde dat de FML de mogelijkheden van eiser correct weergaf en dat hij geschikt was voor de geduide functies, waarmee hij meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder terecht de WIA-uitkering had geweigerd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6394

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Uzumcu),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

Bij besluit van 26 januari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiser per 30 november 2022 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
Bij besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser heeft zich op 2 december 2020 vanuit de Werkloosheidwet ziekgemeld. In verband hiermee is aan eiser per 7 december 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Op 19 augustus 2022 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. De verzekeringsarts heeft in dit kader eiser op 4 januari 2023 medisch onderzocht. In zijn rapport vermeldt deze arts dat er bij eiser sprake is van al lang bestaande hoestklachten bij langdurig tabaksgebruik, waarbij er afwijkingen werden gezien op de longen. Daarnaast is er sprake van oorsuizen zonder dat afwijkingen bij de KNO-arts werden vastgesteld. Ook zijn er andere lichamelijke klachten zonder duidelijke verklaring. Verder was er sprake van hernia umbilicalis (navelbreuk) waarvoor eiser is geopereerd. De verzekeringsarts heeft bij het lichamelijk onderzoek een verlengde expirium en piepende ademhaling geconstateerd, een groot litteken op de buik en overgewicht. Verder is bij observatie een vlakke mimiek en bedrukte stemming geconstateerd zonder andere afwijkingen op psychisch gebied. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiser beperkingen heeft ten aanzien van lang staan op het werk, lang lopen, frequent traplopen, frequent buigen, zwaar tillen en dragen, duwen en trekken. Vanwege zijn psychische klachten wordt eiser beperkt geacht ten aanzien van omgaan met conflicten, werken met patiënten, veel stress en grote eindverantwoordelijkheid, nachtwerk en onregelmatige diensten. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiser vastgesteld in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML).
3. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de FML drie functies geduid, te weten de functies inpakker (sbc-code: 111190), lader, losser (sbc-code: 111220) en snackbereider (sbc-code: 111071). Met deze functies kan eiser volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen zijn maatmanloon geen verlies aan verdiencapaciteit oplevert. Als reservefuncties zijn geduid de functies bezorger pakketten (sbc-code:111230) en productiemedewerker industrie (sbc-code: 111180).
4. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd aan eiser per 30 november 2022 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
5. Naar aanleiding van het door eiser tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) onderzoek verricht. Deze arts heeft dossierstudie verricht, heeft kennis genomen van de in bezwaar overgelegde informatie van de huisarts en was aanwezig bij de hoorzitting. In zijn rapport heeft de verzekeringsarts b&b vermeld dat eiser in bezwaar ruim meer beperkingen claimt, maar dat een objectieve basis daarvoor niet aanwezig is. De claim van eiser wordt niet onderschreven door de informatie van de huisarts. De door eiser geuite ernstige psychische klachten en gestelde beperkingen blijken niet uit de gegevens van de huisarts en kunnen tijdens de hoorzitting ook niet geobjectiveerd worden. Voor de lichamelijke klachten geldt feitelijk hetzelfde. Er zijn veel subjectieve klachten maar er is onvoldoende objectief medisch substraat om de klachten in ruime mate te vertalen naar beperkingen. De kennelijk recent vastgestelde diagnose slaapapneu brengt daarin geen verandering. Eiser is al beperkt voor de zwaardere fysieke belastingen en al te stresserend of te verantwoordelijk werk. Er is in aanvulling daarop geen reden voor een urenbeperking, De verzekeringsarts b&b heeft geconcludeerd dat de FML de mogelijkheden van eiser juist weergeeft.
6. De arbeidsdeskundige b&b heeft eiser onverminderd geschikt geacht voor de functies die door de arbeidsdeskundige zijn geduid.
7. Het tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Aan dat besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts b&b en arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
8. Eiser voert aan dat bij het opstellen van de FML geen rekening is gehouden met de bij hem vastgestelde COPD, waardoor kortademigheid en vermoeidheid optreedt bij iedere inspanning. Evenmin is rekening gehouden met de terugkerende spierklachten en krampen. Deze klachten leiden tot forse beperkingen ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen. Verder heeft hij last van duizeligheid waardoor functies achter de lopende band dan wel op hoogte en functies waarbij scherpe voorwerpen worden gebruikt ongeschikt voor hem zijn. Bovendien is geen rekening gehouden met de beperkingen in het persoonlijk functioneren, waaronder zelfstandige taakuitvoering, handelingstempo en vasthouden van de aandacht, en in het sociaal functioneren, waarbij het gaat om samenwerken, omgaan met conflicten, eigen gevoelens uiten en emotionele problemen hanteren van anderen. Dit maakt volgens eiser dat hij is aangewezen op functies waarbij hij niet wordt aangesproken op zijn functioneren door zijn collega’s en functies waarbij sprake is van een voorspelbare werksituatie, werk zonder deadline, geen hoog handelingstempo en werk dat geen leidinggevende aspecten bevat. Ter onderbouwing van zijn beroep heeft eiser een door de huisarts opgestelde medicatieoverzicht en probleemlijst overgelegd.
9. De rechtbank overweegt dat verweerder een besluit over arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen. Dat kan anders zijn in het geval de betrokkene aannemelijk maakt dat de rapportages niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inconsequenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd. Voor het aanvechten van de inhoudelijke medische beoordeling van de verzekeringsartsen geldt dat een betrokkene in beginsel niet zal kunnen volstaan met de enkele stelling dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Hij zal dat standpunt moeten onderbouwen met medische informatie.
10. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De verzekeringsarts heeft de door eiser aangeven COPD-klachten, spierklachten en -krampen en duizeligheid beoordeeld. Er is geen reden om eiser vanwege deze klachten meer te beperken dan is aangenomen door de verzekeringsarts. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit de voorhanden medische informatie blijkt dat de longarts in zijn rapport van 4 november 2019 heeft vermeld dat er geen aanwijzingen zijn voor COPD, dat de orthopedisch chirurg op 17 januari 2020 heeft aangegeven dat er aan de rechterheup van eiser geen afwijkingen zijn geconstateerd en dat de neuroloog, nadat eiser naar hem was verwezen voor tinnitusklachten, in zijn rapport van 2 september 2022 heeft geconcludeerd dat bij het onderzoek geen neurologische afwijkingen zijn geconstateerd en dat de MRI van de hersenen geen afwijkingen en geen verklaring van de klachten liet zien. Eiser heeft in beroep geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat de situatie ten tijde hier in geding veranderd of anders zou zijn. Wat betreft de psychische klachten heeft de rechtbank evenmin aanknopingspunten gevonden dat er verdergaande beperkingen moeten worden aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. Eiser is niet onder behandeling voor psychische klachten en op de door de huisarts vermelde probleemlijst worden geen psychische klachten vermeld. De FML houdt dan ook stand.
11. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies. Met deze functies is eiser in staat meer dan 65% van het voor hem geldende maatmanloon te verdienen.
12. Uit het voorgaande volgt dat verweerder terecht en op goede gronden geweigerd heeft aan eiser per 30 november 2022 een WIA-uitkering toe te kennen.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.