ECLI:NL:RBDHA:2024:16462
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Uzumcu, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. B.M. de Wolff. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd, maar deze was door verweerder geweigerd op de grond dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser had zich op 2 december 2020 ziekgemeld vanuit de Werkloosheidwet en ontving vanaf 7 december 2020 een Ziektewet-uitkering. Na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts in januari 2023, werden verschillende lichamelijke en psychische klachten vastgesteld, maar de verzekeringsarts concludeerde dat eiser beperkingen had die niet leidden tot een WIA-uitkering.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak op 16 september 2024 behandeld en de rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld. Eiser voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn COPD en andere klachten, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsartsen zorgvuldig hadden gehandeld en dat er geen objectieve basis was voor de door eiser geclaimde beperkingen. De rechtbank concludeerde dat de FML de mogelijkheden van eiser correct weergaf en dat hij geschikt was voor de geduide functies, waarmee hij meer dan 65% van zijn maatmanloon kon verdienen.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat verweerder terecht de WIA-uitkering had geweigerd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.