ECLI:NL:RBDHA:2024:16437

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.30050
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van een asielzoeker, aangeduid als verzoeker, die zijn beroep had ingetrokken. De verzoeker had op 13 april 2023 een asielaanvraag ingediend, waarop de minister van Asiel en Migratie, verweerder, uiterlijk op 13 oktober 2023 had moeten beslissen. Echter, door een wijziging in de wetgeving, specifiek het besluit WBV 2023/3, was de beslistermijn voor asielaanvragen die na 1 januari 2023 waren ingediend, met negen maanden verlengd. Dit betekende dat verweerder tot uiterlijk 15 juli 2024 de tijd had om op de aanvraag te beslissen.

De verzoeker trok zijn beroep in op 6 september 2024 en vroeg de rechtbank om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de ingebrekestelling van de verzoeker op 12 juli 2024 prematuur was, omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierdoor was er geen sprake van een ontvankelijk beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek tot proceskostenveroordeling afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet in zijn recht stond om proceskosten te vorderen, aangezien de voorwaarden voor een beroep op niet tijdig beslissen niet waren vervuld. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.30050
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J.A. Pieters) en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van verzoeker, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van verzoeker.
Op 6 september 2024 heeft verzoeker het beroep het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven de proceskosten niet te willen vergoeden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoeker heeft op 13 april 2023 zijn asielaanvraag ingediend. Verweerder had, met toepassing van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, in beginsel uiterlijk op 13 oktober 2023 op de aanvraag moeten beslissen.
4. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.¹ Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari
1. Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van verzoeker viel onder het toepassingsbereik van dit besluit. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden was verlengd en dat verweerder uiterlijk op 15 juli 2024² op de aanvraag had moeten beslissen. De ingebrekestelling van 12 juli 2024 was dan ook prematuur, zodat niet was voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Er is daarom nimmer sprake is geweest van een ontvankelijk beroep..
5. De rechtbank zal verweerder daarom niet veroordelen in de proceskosten van verzoeker.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
2 Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Algemene termijnenwet.
t