ECLI:NL:RBDHA:2024:16433

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
23/10923
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Coa) voor een statushouder met verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een verzoek om opvang door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (Coa). Eiseres, die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel als gezinslid van haar moeder (referente), heeft een zelfstandige asielaanvraag ingediend en verzocht om opvang. Het Coa heeft dit verzoek afgewezen op basis van het feit dat eiseres niet tot de doelgroep van de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva) behoort, omdat zij al over passende woonruimte beschikte bij haar moeder en aanspraak kon maken op financiële middelen op grond van de Participatiewet (Pw). De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet kon aantonen dat zij niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien en dat de afwijzing van het Coa terecht was.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten en omstandigheden van de zaak, waaronder de verblijfsstatus van eiseres, de aanvraag om opvang en de argumenten die eiseres heeft aangevoerd. Eiseres heeft gesteld dat de woning van haar moeder niet passend is en dat zij problemen heeft met haar familie, maar de rechtbank oordeelde dat deze omstandigheden niet voldoende waren om het Coa te dwingen tot het verlenen van opvang. De rechtbank benadrukte dat eiseres, als statushouder, recht had op financiële middelen op basis van de Pw en dat zij zich tot de gemeente had kunnen wenden voor ondersteuning.

De uitspraak van de rechtbank houdt in dat eiseres geen gelijk krijgt in haar beroep en dat zij geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/10923

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. G. Ocak),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, het Coa

(gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Inleiding en verloop van de procedure

1.1.
De moeder van eiseres (hierna: referente) is op 28 december 2021 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel. Referente heeft op 29 januari 2022 voor eiseres en haar broer(s) een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel gezinshereniging/nareis.
1.2.
Eiseres is op 27 juli 2022 in het bezit gesteld van een mvv voor nareis waarna zij op 5 oktober 2022 in Nederland is aangekomen. Eiseres heeft zich op 10 oktober 2022 in Ter Apel gemeld en op 12 oktober 2022 is zij in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel als gezinslid van referente. [1] Op 31 oktober 2022 heeft eiseres een zelfstandige asielaanvraag gedaan waarna zij op 9 februari 2023 in het bezit is gesteld van een (zelfstandige) verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
1.3.
Op 19 juli 2023 heeft eiseres het Coa verzocht om opvang. Het Coa heeft deze aanvraag met het besluit van 21 augustus 2023 afgewezen. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Het Coa heeft op 16 september 2024 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het Coa. Als tolk was aanwezig de heer S. Nazanini.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of het Coa het verzoek om opvang terecht heeft afgewezen. De rechtbank beoordeelt deze vraag aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Het Coa heeft de aanvraag om opvang afgewezen omdat eiseres niet tot de doelgroep van de Regeling verstrekkingen asielzoekers (Rva) viel en valt omdat zij passende woonruimte had bij haar moeder en voor de overige voorzieningen kon zij beroep doen op de Participatiewet (Pw) en andere door de gemeente geboden voorzieningen. Door het indienen van een aanvraag om een zelfstandige asielvergunning is geen recht op opvang ontstaan omdat eiseres al een verblijfsvergunning had, er passende woonruimte was en zij geacht kon worden over voldoende middelen van bestaan te (kunnen) beschikken. Dat eiseres al een tijd niet meer bij haar moeder verblijft omdat er problemen zijn in het gezin is niet dusdanig bijzonder dat buiten de Rva om opvang en vertrekkingen verleend zouden moeten worden. Ook kan niet verwacht worden dat het Coa eiseres bemiddelt naar zelfstandige woonruimte.
5. Eiseres voert aan dat zij wel onder de doelgroep van de Rva valt omdat zij op 31 oktober 2022 een zelfstandige asielaanvraag heeft ingediend zodat zij vanaf dat moment recht op opvang en op andere voorzieningen had. Eiseres voert ook aan dat de woning van haar moeder niet passend is, onder meer omdat er onvoldoende ruimte is. Bovendien heeft eiseres er steeds op gewezen dat zij serieuze problemen heeft met haar familie zodat zij niet bij hen kan wonen.
6. De rechtbank oordeelt dat het Coa zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor opvang door het Coa. Niet in geschil is dat eiseres naar Nederland is gekomen omdat zij in het kader van gezinshereniging bij haar ouders in Nederland wilde verblijven. Zij was bij binnenkomst in Nederland in het bezit van een mvv voor nareis en is op 12 oktober 2022 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel als gezinslid van referente. Dit betekent dat eiseres als statushouder – net als alle andere legaal in Nederland verblijvende ingezetenen buiten de asielprocedure – aanspraak kon – en kan – maken op financiële middelen op grond van de Pw om te voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan. Het Coa heeft er in dit verband terecht op gewezen dat omdat de verleende verblijfsvergunning asiel als gezinslid van referente nooit is ingetrokken, de door eiseres ingediende zelfstandige asielaanvraag noch de statusverlening per 9 februari 2023 hierin verandering heeft gebracht. Door eiseres is ook niet met objectieve bewijsmiddelen aangetoond dat zij tevergeefs een aanvraag om bijstand heeft ingediend bij de gemeente [plaats] . Ook had eiseres zich voor (eventuele bemiddeling naar) andere huisvesting tot de gemeente kunnen richten.
7. Over de stelling dat eiseres nooit officieel geregistreerd heeft gestaan op het adres van haar ouders aan de [adres] in [plaats] overweegt de rechtbank het volgende. Vaststaat dat eiseres enige tijd bij haar ouders heeft gewoond nadat zij in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor verblijf bij referente. Het Coa heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat eiseres op 21 oktober 2022 is uitgeplaatst naar haar ouders op het adres [adres] , te [plaats] . Uit de stukken en ook ter zitting is niet duidelijk geworden of eiseres zich op dat moment ook op dat adres in de Basisregistratie Personen (BRP) heeft ingeschreven. Het had echter op de weg van eiseres gelegen om dat wel te doen zodat zij zich vervolgens voor bijstand en (eventuele bemiddeling naar) andere huisvesting had kunnen wenden tot de gemeente [plaats] . De gevolgen van het feit dat eiseres dit niet heeft gedaan komen voor haar rekening en risico. De rechtbank acht wel aannemelijk geworden dat eiseres op dit moment (nog) op het adres [adres] [plaats] staat ingeschreven. Het Coa heeft ter zitting toegelicht dat dit blijkt uit het informatiesysteem Indigo dat is gekoppeld aan het BRP. Dit is door eiseres niet (nader) betwist en de rechtbank ziet ook geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Hieruit volgt dat eiseres zich (nog steeds) kan wenden tot de gemeente [plaats] voor financiële ondersteuning en huisvesting.
8. Los van de vraag naar de passendheid van de woning van haar moeder, heeft het Coa het verzoek om opvang van eiseres al kunnen afwijzen op grond van artikel 2, eerste lid, van de Rva omdat eiseres over voldoende middelen en dus ook huisvesting kan beschikken.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.