In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 10 oktober 2024, is het verzoek tot vaststelling van de staatloosheid van de verzoeker behandeld. De verzoeker, geboren in 1977 in Syrië uit een Palestijnse vader en een Libanese moeder, heeft een verblijfsvergunning asiel in Nederland. De IND heeft het verzoek tot vaststelling van staatloosheid ondersteund, en de rechtbank heeft besloten om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen, aangezien partijen hiermee instemden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in Nederland woont en onmiddellijk belang heeft bij het verzoek. De beoordeling richtte zich op de nationaliteit van verzoeker, waarbij de rechtbank de Palestijnse, Syrische en Libanese nationaliteit in overweging nam. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet als onderdaan van Palestina, Syrië of Libanon kan worden beschouwd. Dit is gebaseerd op de feiten dat verzoeker geen Syrische nationaliteit heeft verkregen door zijn Palestijnse afkomst en dat de Libanese nationaliteit niet kan worden doorgegeven door een Libanese moeder aan haar kinderen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoeker door geen enkele staat als onderdaan wordt beschouwd, waardoor zijn staatloosheid is vastgesteld. De rechtbank heeft ook bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt en heeft het verzoek om uitvoerbaar bij voorraad verklaring afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter H.M. Boone, bijgestaan door griffier P. Hillebrand.