ECLI:NL:RBDHA:2024:1638
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had op 10 januari 2024 besloten om de asielaanvraag van eiser, ingediend op 12 september 2023, niet in behandeling te nemen, omdat Noorwegen verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvraag. De rechtbank heeft op 30 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser had aangevoerd dat hij in Noorwegen niet goed behandeld was en dat hij angst had om teruggestuurd te worden. Echter, de rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft aangetoond dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Noorwegen onevenredig zou zijn. De rechtbank verwijst naar het interstatelijke vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat men mag aannemen dat de medische voorzieningen in Noorwegen vergelijkbaar zijn met die in Nederland.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden en verklaart het beroep ongegrond. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing op 14 februari 2024 genomen.