Op 4 september 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiseres een maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Eiseres heeft ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep en kreeg de gelegenheid om beroepsgronden in te dienen, maar heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend. De rechtbank heeft op 2 oktober 2024 het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat eiseres, geboren in 1987 en met een onbekende nationaliteit, onder de werkingssfeer van de Dublinverordening valt, aangezien zij eerder in Duitsland asiel heeft aangevraagd. De minister heeft terecht artikel 59a, eerste lid, van de Vw aan de maatregel ten grondslag gelegd, omdat er een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank concludeert dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist zijn en voldoende gemotiveerd. Er zijn geen persoonlijke belangen van eiseres die de bewaring onevenredig bezwarend maken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is geweest tot het moment van het sluiten van het onderzoek. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en openbaar gemaakt op 8 oktober 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.