ECLI:NL:RBDHA:2024:16367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.37086
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

Op 4 september 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiseres een maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Eiseres heeft ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep en kreeg de gelegenheid om beroepsgronden in te dienen, maar heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend. De rechtbank heeft op 2 oktober 2024 het onderzoek gesloten.

De rechtbank overweegt dat eiseres, geboren in 1987 en met een onbekende nationaliteit, onder de werkingssfeer van de Dublinverordening valt, aangezien zij eerder in Duitsland asiel heeft aangevraagd. De minister heeft terecht artikel 59a, eerste lid, van de Vw aan de maatregel ten grondslag gelegd, omdat er een significant risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank concludeert dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist zijn en voldoende gemotiveerd. Er zijn geen persoonlijke belangen van eiseres die de bewaring onevenredig bezwarend maken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tevens is vastgesteld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is geweest tot het moment van het sluiten van het onderzoek. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack en openbaar gemaakt op 8 oktober 2024. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37086

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiseres heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Bij digitaal bericht van 24 september 2024 is eiseres in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 26 september 2024 om 17.00 uur beroepsgronden in te dienen. De rechtbank heeft binnen de gestelde termijn geen beroepsgronden ontvangen.
Op 2 oktober 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1987 en een onbekende nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder terecht overwogen dat concrete aanwijzingen bestaan dat eiseres valt onder de werkingssfeer van de Dublinverordening [1] . Uit het dossier blijkt dat eiseres eerder in Duitsland asiel heeft aangevraagd. Om die reden heeft verweerder terecht artikel 59a, eerste lid, van de Vw aan de maatregel ten grondslag gelegd.
3. Volgens verweerder bestaat er een significant risico dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft daartoe als zware gronden [2] vermeld dat eiseres:
3a: Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b: zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d: niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit.
en als lichte gronden [3] vermeld dat eiseres:
4a: meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfvergunning hebben geleid;
4c: geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d: niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. De rechtbank stelt vast dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn en voor zover nodig (lichte gronden) ook voldoende zijn gemotiveerd. Voor de gronden geldt dat zij de maatregel van bewaring kunnen dragen. Verweerder heeft daarmee voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend is toe te passen om eerder genoemd risico te ondervangen. Niet is gebleken van persoonlijke belangen van eiseres die de bewaring voor haar onevenredig bezwarend maken en waarin verweerder aanleiding had moeten zien niettemin een lichter middel dan bewaring op te leggen.
5. Ook overigens is niet gebleken dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig is geweest.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 8 oktober 2024 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.