ECLI:NL:RBDHA:2024:16356

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.23111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door niet-tijdig beslissen

In deze zaak heeft eiseres op 4 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 1 november 2022 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft haar beroep ingesteld omdat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, niet tijdig had beslist op haar aanvraag. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van eiseres op 17 juli 2023 is aangevangen, na het verstrijken van de uiterste overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening. De beslistermijn zou oorspronkelijk op 17 januari 2024 eindigen, maar is verlengd tot 17 oktober 2024 door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3. Aangezien de ingebrekestelling door eiseres op 24 mei 2024 plaatsvond, was de beslistermijn op dat moment nog niet verstreken. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 8 oktober 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23111

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 4 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 1 november 2022.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Verweerder heeft onderzocht of de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling moet worden genomen, omdat een andere lidstaat van de Europese Unie daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Dublinverordening. [2] Artikel 42, zesde lid, van de Vw [3] bepaalt dat de beslistermijn in dergelijke gevallen aanvangt op het moment waarop is komen vast te staan dat Nederland verantwoordelijk is of zal worden voor de behandeling van de asielaanvraag. Dat moment is in ieder geval aangebroken wanneer de in de Dublinverordening neergelegde uiterste overdrachtstermijn is verstreken. Dat moment kan zich echter ook eerder voordoen, bijvoorbeeld als verweerder zelf eerder besluit om de asielaanvraag aan zich te trekken of als door feiten en omstandigheden blijkt dat de verantwoordelijkheid vanaf een bepaald moment aan Nederland behoort of zal gaan behoren.
3. In het geval van eiseres was per 17 juli 2023 de uiterste overdrachtstermijn verstreken. Op die datum waren er namelijk zes maanden verstreken na het claimakkoord van Spanje. De rechtbank verwijst hierbij naar artikel 29 van de Dublinverordening.
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw moet er binnen zes maanden op een asielaanvraag worden beslist. Gelet op wat hierboven is overwogen, vangt deze beslistermijn in het geval van eiseres aan op 17 juli 2023. De beslistermijn zou daarom op 17 januari 2024 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 [4] de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiseres pas op 17 oktober 2024 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 19 april 2024 [5] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [6] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. De beslistermijn zou daarom op 17 oktober 2024 eindigen. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling, namelijk 24 mei 2024, de beslistermijn nog niet was verstreken. Daarom is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 8 oktober 2024 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Verordening (EU) nr. 604/2103.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.
6.Vreemdelingenwet 2000.