ECLI:NL:RBDHA:2024:16352
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaken met betrekking tot Dublinverordening
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 november 2024, zijn verzoekers, bestaande uit zeven asielzoekers, in beroep gegaan tegen besluiten van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 18 september 2024 besloten om de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling te nemen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de bestreden besluiten geschorst worden totdat de beroepen zijn behandeld.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoekers om de uitspraak op hun beroepen in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoekers voor de behandeling van hun aanvragen al over te dragen aan Kroatië. Daarom zijn de verzoeken om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de bestreden besluiten geschorst tot na de behandeling van de beroepen.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 875, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.