ECLI:NL:RBDHA:2024:16352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.36515 , NL24.36517, NL24.36519, NL24.36521, NL24.36523 en NL24.36525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaken met betrekking tot Dublinverordening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 7 november 2024, zijn verzoekers, bestaande uit zeven asielzoekers, in beroep gegaan tegen besluiten van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 18 september 2024 besloten om de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling te nemen, met als argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de bestreden besluiten geschorst worden totdat de beroepen zijn behandeld.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoekers om de uitspraak op hun beroepen in Nederland af te wachten zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoekers voor de behandeling van hun aanvragen al over te dragen aan Kroatië. Daarom zijn de verzoeken om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toegewezen. De voorzieningenrechter heeft de bestreden besluiten geschorst tot na de behandeling van de beroepen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 875, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.36515, NL24.36517, NL24.36519, NL24.36521, NL24.36523 en NL24.36525

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker 1] , V-nummer: [V-nummer 1]

[verzoeker 2] ,V-nummer: [V-nummer 2]
[verzoeker 3] ,V-nummer: [V-nummer 3]
[verzoeker 4]V-nummer: [V-nummer 4]
[verzoeker 5] ,V-nummer: [V-nummer 5]
[verzoeker 6], V-nummer: [V-nummer 6]
[verzoeker 7], V-nummer: [V-nummer 7]
hierna gezamenlijk aan te duiden als: verzoekers
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 18 september 2024 (de bestreden besluiten) heeft de minister de asielaanvragen van verzoekers niet in behandeling genomen op de grond dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de bestreden besluiten worden geschorst zolang de beroepen aanhangig zijn.
In zijn brief van 30 september 2024 heeft verweerder verzocht om de verzoeken om een voorlopige voorziening met voorrang te behandelen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
De asielaanvragen van verzoekers zijn niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening). Deze verordening stelt een termijn waarbinnen verzoekers dienen te worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. De voorzieningenrechter overweegt dat de beroepen van verzoekers naar verwachting niet kunnen worden afgehandeld binnen deze overdrachtstermijn. De uiterste overdrachtsdatum is namelijk 22 november 2024. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoekers om de uitspraak op hun beroepen in Nederland af te mogen wachten zwaarder dan het belang van verweerder om verzoekers daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter wijst om die reden de verzoeken om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toe en schorst de bestreden besluiten totdat op de beroepen tegen de bestreden besluiten is beslist.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van de verzoeken aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 875, bestaande uit een punt voor het indienen van de verzoekschriften met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld). De verzoeken om een voorlopige voorziening zijn samenhangende zaken en worden daarom op grond van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwd als één zaak.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening toe in die zin dat de bestreden besluiten worden geschorst tot na de behandeling van de beroepen van verzoekers (de zaken met nummers NL24.36514, NL24.36516, NL24.36518, NL24.36520, NL24.36522 en NL24.36524);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 7 november 2024 door mr. J.F.I. Sinack, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.