ECLI:NL:RBDHA:2024:16344

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
NL24.36889
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Taiwanese vreemdeling en de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Taiwanese vreemdeling. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.A. Palm, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, die op 22 september 2024 de maatregel van bewaring heeft opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 30 september 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres aanwezig was met een tolk en de minister vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde M.M.E. Disselkamp.

De rechtbank heeft beoordeeld of de bewaring van eiseres rechtmatig was. Eiseres betwistte de zware grond onder 3d, die betrekking heeft op het niet of onvoldoende meewerken aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat deze grond feitelijk juist was, aangezien eiseres nooit een geldig identiteitsdocument heeft overgelegd. De rechtbank concludeerde dat de overige gronden voor de maatregel ook voldoende gemotiveerd waren.

Eiseres voerde aan dat de minister onzorgvuldig had gehandeld tijdens het vertrekgesprek op 24 september 2024, omdat dit gesprek in het Engels plaatsvond terwijl haar voorkeurstaal Mandarijns was. De rechtbank oordeelde echter dat de minister zorgvuldig had gehandeld, aangezien eiseres de tolk goed kon verstaan en er geen schade aan haar belangen was aangetoond.

Eiseres stelde verder dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel, gezien haar hongerstaking van 30 dagen. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat er een risico op onttrekking was en dat een lichter middel niet voldoende was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.36889
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. B.A. Palm),

en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: M.M.E. Disselkamp).

Procesverloop

Bij besluit van 22 september 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen W. Zang. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de bewaring van eiseres rechtmatig is.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Taiwanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1979.
Gronden van de maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van haar identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiseres heeft op zitting de zware grond onder 3d betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware grond onder 3d feitelijk juist is en voldoende is gemotiveerd. Eiseres heeft nooit een geldig identiteitsdocument overlegd. Dat eiseres al eerder is uitgezet naar Taiwan maakt dit niet anders, want eiseres is uitgezet aan de hand van een laissez passer en dit is niet hetzelfde als een officieel identiteitsdocument. Daarnaast heeft eiseres ook geen actie ondernomen om aan de juiste documenten te komen.
4. De overige niet betwiste gronden zijn naar het oordeel van de rechtbank eveneens feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. De gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen.
Vertrekgesprek
5. Eiseres stelt dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld tijdens het vertrekgesprek op 24 september 2024. Het vertrekgesprek van eiseres heeft plaatsgevonden in de Engelse taal, terwijl de voorkeurstaal van eiseres Mandarijns is. Er had gewacht kunnen worden met het voeren van het gesprek totdat een tolk in haar voorkeurstaal beschikbaar was.
6. De rechtbank is van oordeel dat de minister zorgvuldig heeft gehandeld tijdens het vertrekgesprek. Het enkele feit dat er geen tolk beschikbaar was in haar voorkeurstaal, maakt de maatregel van bewaring niet onrechtmatig. Daarbij komt dat uit het verslag van het vertrekgesprek blijkt dat eiseres de tolk goed heeft kunnen verstaan. Hierdoor is niet gebleken dat eiseres in haar belangen geschaad. De beroepsgrond slaagt niet.

Lichter middel

7. Eiseres stelt dat de minister had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel. Daartoe voert eiseres aan dat zij al 30 dagen in hongerstaking is en daardoor ook detentieongeschikt is. Eiseres is van mening dat een meldplicht voldoende was geweest.
8. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat er niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel blijkt dat er een risico op onttrekking is. De minister was bekend met de hongerstaking van eiseres en heeft dit ook meegewogen in de belangenafweging bij het lichter middel. Eiseres heeft geen concrete informatie overgelegd, zoals een medisch dossier, waaruit blijkt dat zij
detentieongeschikt is. Bovendien is er medische zorg in het detentiecentrum aanwezig en deze zorg is ook gelijk aan de zorg in een vrije maatschappij. Verweerder heeft ter zitting nog toegelicht dat de regievoerder nauw contact heeft met het detentiecentrum over de medische zorg van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
9. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van R.A. Oelen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 oktober 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.