In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanvullend terugkeerbesluit van de Minister van Asiel en Migratie. Eiser, die stelt van Tunesische of Algerijnse nationaliteit te zijn, heeft beroep ingesteld tegen het besluit dat op 20 september 2024 is genomen. Tijdens de zitting op 30 september 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B.A. Palm, en een tolk, Y. e-Rramdani. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, M.M.E. Disselkamp.
Eiser betoogde dat er een fout in het aanvullend terugkeerbesluit stond, waarbij hij aanvoerde dat de vermelding van zijn nationaliteit onjuist was. De rechtbank constateerde dat er op 16 augustus 2024 een terugkeerbesluit was opgelegd, dat op 20 september 2024 was aangevuld. De rechtbank erkende dat er inderdaad een kennelijke verschrijving in het besluit stond, maar oordeelde dat deze fout de rechtsgeldigheid van het besluit niet aantastte. Eiser was niet in zijn belangen geschaad door deze onjuistheid.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier R.A. Oelen. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.