ECLI:NL:RBDHA:2024:16337

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
9 oktober 2024
Zaaknummer
09/136960-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag op kruising Rotterdamsebaan en Laan van Delfvliet

Op 9 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 januari 2023 betrokken was bij een verkeersongeval op de kruising van de Rotterdamsebaan met de Laan van Delfvliet in Den Haag. De verdachte, geboren in 1986 in Turkije, werd beschuldigd van het negeren van een rood verkeerslicht en het veroorzaken van letsel bij een andere bestuurder door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet de nodige voorzichtigheid in acht had genomen en onvoldoende aandacht had gehad voor de verkeerssituatie. Het ongeval resulteerde in lichamelijk letsel voor de bestuurder van een Daihatsu, die door de aanrijding onder andere een bloeding tussen de schedel en het hersenvlies opliep. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en legde een taakstraf van 40 uren op, met een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/136960-23
Datum uitspraak: 9 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] (Turkije),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Starrenburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. F.C. Knoef naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de
weg, de Rotterdamsebaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, als volgt te handelen:
hij verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- zijn snelheid voor de kruising van de Rotterdamsebaan met de Laan van Delfvliet
niet, althans onvoldoende heeft aangepast en/of
- voornoemde kruising is genaderd en/of opgereden en/of (vervolgens/daarbij) een
voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd,
welk verkeerslicht al ruim 36,8 seconden rood licht uitstraalde en/of
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen tengevolg waarvan
hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een zich op die kruising
bevindende auto (Daihatsu) (welke door groen licht reed) tengevolge waarvan hij
met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die Daihatsu, waardoor een ander
te weten de bestuurder van die Daihatsu (genaamd [naam] ) zwaar lichamelijk
letsel, te weten een bloeding tussen de schedel en het hersenvlies en/of een breuk
van het jukbeen en/of een breuk van de oogkas en/of een wond aan (rechter)
oogkas en/of diverse kneuzingen aan romp en schouders, of zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 januari 2023 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig
(auto), daarmee rijdende op de weg, de Rotterdamsebaan, als volgt heeft gehandeld:
hij verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en/of onvoldoende
aandacht heeft gehad voor het verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- zijn snelheid voor de kruising van de Rotterdamsebaan met de Laan van Delfvliet
niet, althans onvoldoende heeft aangepast en/of
- voornoemde kruising is genaderd en/of opgereden en/of (vervolgens/daarbij) een
voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd,
welk verkeerslicht al ruim 36,8 seconden rood licht uitstraalde en/of
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen tengevolg waarvan
hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een zich op die kruising
bevindende auto (Daihatsu) (welke door groen licht reed) tengevolge waarvan hij
met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met die Daihatsu, waardoor een ander
te weten de bestuurder van die Daihatsu (genaamd [naam] ) letsel heeft
bekomen, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd
veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd
gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Op specifieke standpunten zal – voor zover relevant – hierna worden ingegaan.
3.2.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit. Op specifieke verweren gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023029759, van de politie eenheid Den Haag met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 56).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. Het proces-verbaal van aanrijding misdrijf, opgemaakt op 9 mei 2023, voor zover inhoudende (p. 1-5):
Het betreft een verkeersongeval tussen twee personenauto's.
De locatie betreft een kruising van de Rotterdamsebaan met de Laan van Delfvliet, een afrit van rijksweg A13 en een afrit van Rijksweg A4, onderdeel uitmakend van een verkeersknooppunt.
Deze kruising is voorzien van een correct werkende verkeerslichtregelinstallatie.
Betrokkenen
1) BMW 330e voorzien van Nederlands kenteken [kenteken 1] ; bestuurder [de verdachte] .
2) Daihatsu YRV voorzien van Nederlands kenteken [kenteken 2] ; bestuurder [naam] .
Betrokkene 1 bereed het verlengde van de afrit van Rijksweg A4 komende uit de
richting van afrit 9 van Rijksweg A4 links en gaande in de richting van de
Rotterdamsebaan te Den Haag.
Betrokkene 2 bereed de afrit van Rijksweg A13 komende uit de richting van Rotterdam
en gaande in de richting van de Laan van Delfvliet te Den Haag.
De rijbaan waar betrokkene 1 reed bestaat ter plaatse uit zes rijstroken. Rijstrook 1 en 2 zijn
bestemd voor links afslaand verkeer, 3 en 4 zijn bestemd voor rechtdoorgaand verkeer,
gaande in de richting van de Rotterdamsebaan, rijstroken 5 en 6 zijn bestemd voor
verkeer gaande in de richting van de Rijksweg A13 richting Rotterdam.
Op de kruising, voornoemd, kwamen beide voertuigen met elkaar in aanraking.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 46-48):
Gebleken is dat de bestuurder van de personenauto (BMW) met het kenteken [kenteken 1] ,
had gereden over de linkerrijstrook voor het rechtdoor gaande verkeer van Afrit 9
(Den Haag / Ypenburg) van de rijksweg A4, komende uit de richting van Delft en
rijdend in de richting van de Rotterdamsebaan te Den Haag. De betreffende rijrichting
was binnen de verkeerslichtenregeling opgenomen als richting 5.
De bestuurder van de personenauto (Toyota) met het kenteken [kenteken 2] , had gereden
over de middelste rijstrook voor het rechtdoor gaande verkeer van Afrit 7(Rijswijk)
van de rijksweg A13, komende uit de richting van Delft en rijdend in de richting van
de Laan van Delfvliet te Den Haag. De betreffende rijrichting was binnen de
verkeerslichtenregeling opgenomen als richting 2.
Kleur verkeerslicht ten tijde van passeren stopstreep betrokken partijen
In het faselog zag ik dat koplus D05.2 (vlak voor de stopstreep) van richting 5 werd geactiveerd te 13:39:41.2 en werd gedeactiveerd te 13:39:41.7 uur. Ik zag dat de
verkeerslichten van richting 5, vanaf 13:39:04.4 uur tot 13:39:48.4 uur, rood licht
uitstraalden.
Het voorgaande hield in dat de personenauto (BMW) met het kenteken [kenteken 1] via de
linkerrijstrook voor het rechtdoor gaande verkeer de stopstreep passeerde terwijl de
verkeerslichten voor die richting minimaal 36,8 seconden rood licht uitstraalden, zie
bijgevoegde faselog.
In het faselog zag ik dat koplus D02.2 (vlak voor de stopstreep) van richting 2, werd
geactiveerd te 13:39:42.9 en werd gedeactiveerd te 13:39:43.2 uur. Ik zag dat de
verkeerslichten van richting 2, vanaf 13:39:22.1 uur tot 13:39:43.6 uur, groen licht
uitstraalden.
Het voorgaande hield in dat de personenauto (Toyota) met het kenteken [kenteken 2] via de
middelste rijstrook voor het rechtdoor gaande verkeer de stopstreep passeerde terwijl
de verkeerslichten voor die richting minimaal 20,8 seconden groen licht uitstraalden.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 februari 2023, voor zover inhoudende (p. 19-20):
Beschrijving videobeelden aangaande het verkeersongeval dat heeft plaatsgevonden op
zondag 29 januari 2023 op de kruising van de Rotterdamsebaan met de Laan van Delfvliet te Den Haag.
13:39:23 op rijstrook vier verschijnt, rechts in beeld, een donkerkleurige personenauto van het merk BMW. De verkeerslichten boven rijstrook een, twee, drie en vier stralen op dat moment rood licht uit. Op rijstrook twee en vier staat een personenauto stil voor de stopstreep, bij beide personenauto's is te zien dat hun remlichten branden. De BMW rijdt sneller dan het verkeer dat op rijstrook vijf en zes rijdt.
13:39:28 de bestuurder van de BMW verplaatst zich van rijstrook vier naar rijstrook
drie, zonder richting aan te geven dan wel zijn snelheid te verminderen. De BMW rijdt
tussen de stilstaande personenauto's op rijstrook twee en vier door.
13:39:26 de donkerkleurige BMW passeert de stopstreep, negeert het in zijn richting
rood licht uitstralend verkeerslicht en rijdt, zonder zijn snelheid te minderen, het
kruisingsvlak op.
13:39:29 van rechts, de Rotterdamsebaan, rijdt een roodkleurige personenauto het
kruisingsvlak op. De roodkleurige personenauto wordt aangereden door de
donkerkleurige BMW.
4. Het geschrift, te weten een letselbeschrijving betreffende [naam] van GGD Hollands Midden, opgemaakt door M. de Gruijter, forensisch arts KNMG op 19 april 2023, voor zover inhoudende (p. 21-22):
Naar aanleiding van uw aanvraag medische informatie zijn gegevens ontvangen van:
De heer [naam] , geboren 14 september 1985.
Opgegeven toedracht: Verkeersongeval op 29 januari 2023
Betrokkene werd behandeld op de Spoedeisende hulp afdeling en vervolgens ter observatie opgenomen op de neurologie afdeling van 29 januari tot en met 1 februari 2023.
Er was sprake van de volgende letsels:
- Een bloeding tussen de schedel en het hersenvlies
- Een breuk van het jukbeen rechts
- Een breuk van de oogkas rechts
- Wond aan rechter oogkas, die gehecht werd
- Kneuzingen ter hoogte van romp en schouders
De behandeling was conservatief er waren geen operaties nodig. Betrokkene werd zowel door de KNO arts, neuroloog als chirurg behandeld. Fysiotherapie werd ingezet.
5. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 25 september 2024, voor zover inhoudende:
Het is een weg waar ik vaker rijd. Ik weet hoe ik daar moet voorsorteren in de rijstroken en rijbanen.
Ik kwam van rechts en ik was aan het opschuiven naar links, omdat ik de middelste baan moest hebben die rechtdoor gaat. Ik was van rijstrook aan het wisselen. Tijdens het wisselen zag ik de verkeerslichten op groen springen, dus ik dacht ik mag rijden. Ik kom aanrijden en ik zie een auto stilstaan voor het stoplicht op één van de twee rijstroken voor rechtdoor. Ik dacht die auto staat stil, omdat hij nog moet optrekken dus ik kan hem net zo goed voorbij rijden. Dus ik schuif nog een rijstrook op.
Ik reed maximaal 40 à 50 kilometer per uur.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Het verkeersongeval
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 29 januari 2023 op de kruising van de Rotterdamsebaan met de Laan van Delfvliet te Den Haag een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij de verdachte met een door hem bestuurde personenauto in botsing is gekomen met een personenauto bestuurd door [naam] (hierna: [naam] ), die als gevolg van de aanrijding letsel heeft opgelopen.
De vraag die de rechtbank allereerst moet beantwoorden, is of de verdachte schuld heeft gehad aan dit verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), zoals primair ten laste gelegd.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
De rechtbank stelt voorop dat het bij de vraag of sprake is van schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW aankomt op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is en overweegt als volgt.
De verdachte naderde op een druk moment op de dag de kruising van de Rotterdamsebaan met de Laan van Delftvliet. Dit is een groot, onoverzichtelijk en met verkeerslichten beveiligd kruispunt, waar voertuigen zowel in- als uitvoegen op of van de snelweg. Bij het naderen van een dergelijk kruispunt dient een verkeersdeelnemer zijn verkeersgedrag aan te passen aan de gegeven situatie. Van de verdachte had gezien al deze omstandigheden mogen worden verwacht dat hij het kruispunt behoedzaam naderde en extra oplettend was. Dit geldt nog meer nu de verdachte goed bekend was met de (dynamische) verkeerssituatie ter plaatse. De omstandigheid dat de verdachte niet wordt verweten dat hij de aldaar geldende maximale snelheid heeft overschreden, ontslaat de verdachte dan ook niet van zijn verplichting om zijn snelheid te matigen als dat voor een veilig verkeer ter plaatse noodzakelijk is.
De verdachte heeft zijn verkeersgedrag niet aangepast aan de situatie, maar was, in plaats daarvan, bezig om, zonder vaart te minderen, te wisselen van zowel rijstrook als rijrichting en heeft daarbij langzamer rijdend en stilstaand verkeer ingehaald. Vervolgens is de verdachte de kruising met onverminderde snelheid opgereden, terwijl de verkeerslichten voor zijn rijrichting op dat moment al 36,8 seconden rood licht uitstraalden. Niet is gebleken dat er voor de verdachte enige belemmering was om de verkeerslichten waar te nemen en te zien dat deze voor de richting waarin de verdachte zijn voertuig bewoog op rood stonden. Integendeel, de verdachte heeft juist verklaard dat hij tijdens het wisselen van rijstrook de verkeerslichten – naar hem later bleek die van een andere rijrichting/rijstrook – op groen had zien springen. Hij heeft verkeerslichten gezien, maar niet de juiste, die voor zijn eigen beoogde rijrichting. Aangezien de verdachte vrij zicht had voor zich, had hij moeten en kunnen zien dat de verkeerslichten voor zijn eigen rijrichting niet op groen, maar al gedurende langere tijd op rood stonden.
Op grond van dit samenstel van feiten en omstandigheden is de rechtbank – anders dan de raadsman – van oordeel dat de verdachte niet slechts het verwijt treft dat hij zich heeft vergist in het verkeerslicht voor een andere rijstrook en dat geen sprake is van een enkel moment van onoplettendheid. De verdachte is met vrij zicht en op geruime afstand van de al langere tijd rood uitstralende verkeerslichten, waarbij hij meerdere keren van rijstrook is gewisseld, mede om een voor de verkeerslichten stilstaande auto te passeren, de verkeerslichten van een grote onoverzichtelijke kruising genaderd en gepasseerd. De verdachte heeft niet de nodige voorzichtigheid in acht genomen en onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse, waardoor hij met onverminderde snelheid door een rood verkeerslicht een kruispunt opreed en in aanrijding kwam met [naam] , voor wie het verkeerslicht op groen stond. Daarmee is sprake van schuld in de zin van artikel 6WVW.
Letsel
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam] als gevolg van het ongeval onder meer een bloeding tussen de schedel en het hersenvlies, een jukbeenfractuur en een oogkasfractuur heeft opgelopen. Hierdoor heeft hij enige tijd hinder ondervonden in zijn normale dagelijkse bezigheden. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk dat hij vier dagen is opgenomen ter observatie en dat fysiotherapie werd ingezet. Hoewel sprake is van letsel, is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat het letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 6 WVW. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk niet of er een noodzaak was tot medisch ingrijpen en de aard daarvan. Evenmin volgt uit de bewijsmiddelen wat het uitzicht op herstel was. De rechtbank zal de verdachte, bij gebrek aan voldoende feitelijke aanknopingspunten in het dossier die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel, daarom vrijspreken van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [naam] . Wel is naar het oordeel van de rechtbank sprake van lichamelijk letsel waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat het verkeersgedrag van de verdachte als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is aan te merken en dat daardoor een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij [naam] lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 29 januari 2023 te 's-Gravenhage als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (auto), daarmede rijdende over de weg, de Rotterdamsebaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, als volgt te handelen:
hij verdachte aldaar,
- niet de nodige voorzichtigheid in acht heeft genomen en onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse en
- zijn snelheid voor de kruising van de Rotterdamsebaan met de Laan van Delfvliet
niet, althans onvoldoende heeft aangepast en
- voornoemde kruising is genaderd en opgereden en daarbij een voor zijn rijrichting bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd, welk verkeerslicht al ruim 36,8 seconden rood licht uitstraalde en
- zijn motorrijtuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen ten gevolge waarvan
hij met zijn motorrijtuig in botsing is gekomen met een zich op die kruising
bevindende auto (Daihatsu) (welke door groen licht reed), waardoor een ander
te weten de bestuurder van die Daihatsu (genaamd [naam] ) zodanig lichamelijk
letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair tachtig dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij een eventuele bewezenverklaring een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van drie maanden als vertrekpunt te nemen en daarbij in strafmatigende rekening te houden met het handelen van de verdachte na het verkeersongeval en zijn persoonlijke omstandigheden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft als automobilist een ongeval veroorzaakt, waarbij hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld. Hij is met onverminderde snelheid een kruising opgereden en heeft een rood verkeerslicht dat al langere tijd rood licht uitstraalde genegeerd. Als gevolg hiervan is hij tegen een andere automobilist, [naam] , aangereden die daardoor lichamelijk letsel werd toegebracht. Gezien het gedrag van de verdachte mogen alle betrokkenen van geluk spreken dat de fout van de verdachte niet nog veel ernstiger gevolgen heeft gehad. De verdachte typeert zijn eigen rijgedrag als voorzichtig en is in zijn beleving min of meer stapvoets van rijstrook gewisseld. De rechtbank deelt die visie op basis van de beelden niet. Zij ziet veeleer een automobilist die zich met een zekere nonchalance langs het rijdende en stilstaande verkeer naast en voor hem beweegt. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich meer als een verantwoordelijk verkeersdeelnemer had moeten gedragen. Zij weegt zijn rijgedrag bij het bepalen van de strafsoort- en maat in strafverzwarende zin mee.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 augustus 2024, waaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de impact die het ongeval op het leven van de verdachte heeft gehad en het gegeven dat de verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om met de auto naar zijn werk te kunnen gaan. Verder is ter terechtzitting gebleken dat de verdachte direct na het verkeersongeval 112 heeft gebeld en heeft gewacht totdat [naam] medische hulp kreeg. Ook is ter terechtzitting gebleken dat de verdachte contact heeft gezocht en gehad met [naam] en hem heeft gevraagd om vergiffenis. De rechtbank houdt daar in het voordeel van de verdachte rekening mee.
De straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straffen heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, neergelegd in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor het door “aanmerkelijke schuld” veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij er bij een slachtoffer lichamelijk letsel is ontstaan, vermeld een geldboete van € 1.000,-, tezamen met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen door de duur van drie maanden.
De rechtbank ziet in het voorgaande, de ernst van het feit enerzijds en de persoonlijke omstandigheden anderzijds, aanleiding om andere straffen op te leggen dan vermeld in de oriëntatiepunten in het geval van “aanmerkelijke schuld”. Een geldboete acht de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het feit niet passend. De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van veertig uren, te vervangen door twintig dagen hechtenis, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Enerzijds om de ernst van het bewezen verklaarde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te doordringen meer voorzichtigheid en oplettendheid te betrachten in het verkeer.
De straffen zijn aanzienlijk lager dan de officier van justitie heeft geëist. Mede redengevend daarvoor is dat de rechtbank tot bewezenverklaring van een lagere schuldgradatie en een andere categorie letsel komt dan de officier van justitie.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en bijkomende straf zijn gegrond op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
40 (VEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 20 (twintig) dagen;
veroordeelt de verdachte voorts tot;
ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor
4 (VIER) MAANDEN;
bepaalt dat een gedeelte van deze bijkomende straf, te weten
2 (TWEE) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Diepenhorst, voorzitter,
mr. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, rechter,
mr. C.A.W. Zijlstra, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kist, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2024.