ECLI:NL:RBDHA:2024:1631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
NL24.1152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op grond van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 14 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser had op 22 september 2023 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op 30 januari 2024 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Dit besluit is gebaseerd op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Frankrijk gedaan, dat door Frankrijk is aanvaard. Eiser, afkomstig uit Grozny in Tsjetsjenië, heeft aangevoerd dat hij in Frankrijk is aangevallen en vreest opnieuw aangevallen te worden. Hij heeft echter geen aangifte gedaan bij de Franse autoriteiten en niet aangetoond dat hij daar niet veilig kan zijn.

De rechtbank stelt vast dat er geen gronden zijn om aan te nemen dat de Franse autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen. Eiser heeft ook geen bewijs geleverd van een inreisverbod voor Frankrijk. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1152

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.J. Portegies),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 10 januari 2024, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van 22 september 2023 niet in behandeling heeft genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2024, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit het beroep [1] , op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eiser is afkomstig uit Grozny in Tsjetsjenië en voert aan dat hij in Frankrijk is aangevallen door Tsjetsjeense mensen. Hij vreest daar wederom te worden aangevallen. In Duitsland is hij ook bedreigd, maar in Nederland voelt hij zich veilig. Daarnaast voert hij aan dat hij ooit door Frankrijk is geweigerd en hij een inreisverbod van een jaar heeft gekregen voor Frankrijk, niet voor het Schengengebied. Ten slotte wijst hij op de oorlog van Rusland met Oekraïne. Om die reden verzoekt eiser de staatsecretaris de behandeling van de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de staatssecretaris in beginsel wat betreft Frankrijk mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dit is onlangs nog bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [3] . Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Er zijn door eiser geen gronden aangevoerd dat hier niet van uit mag worden gegaan.
5.2
Eiser betoogt te vrezen voor een nieuwe aanval van Tsjetsjenen wanneer hij wordt teruggestuurd naar Frankrijk. Eiser heeft van de gestelde vorige aanval echter geen aangifte gedaan bij de Franse autoriteiten en de autoriteiten niet in de gelegenheid gesteld op grond hiervan maatregelen te nemen. De staatsecretaris heeft daarom terecht gesteld dat niet is gebleken dat de Franse autoriteiten eiser niet kunnen of willen helpen. Wanneer eiser zich niet veilig voelt in Frankrijk, dan kan eiser daarover klagen bij de Franse autoriteiten. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij dit heeft gedaan en niet is gebleken dat klagen onmogelijk is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.3
De verwijzing van eiser naar de oorlog van Rusland met Oekraïne ziet niet op deze
overdracht. Het besluit ziet op de overdracht naar Frankrijk. Er zijn geen stukken overgelegd en ook is niet nader gemotiveerd welke bijzondere en individuele omstandigheden maken dat een overdracht naar Frankrijk van onevenredige hardheid getuigt. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Er is voorts niet gebleken van een inreisverbod specifiek voor Frankrijk en Frankrijk heeft door het claimakkoord gegarandeerd dat eiser mag terugkeren en dat de asielaanvraag van eiser in Frankrijk in behandeling zal worden genomen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet in behandeling heeft genomen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Gooijer, rechter, in aanwezigheid van M. Kok, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL24.1153
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.