In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar, en een machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader voor drie maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat beide ouders hebben ingestemd met de tijdelijke plaatsing van [de minderjarige] bij de vader, en dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder, die kampt met persoonlijke en verslavingsproblematiek. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling toegewezen, omdat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige]. De kinderrechter heeft echter het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing afgewezen, omdat de huidige situatie, waarbij [de minderjarige] bij de vader woont met instemming van de moeder, als voldoende veilig wordt beschouwd. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat er rust en duidelijkheid komt voor [de minderjarige], en dat de ouders openstaan voor hulpverlening. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is vastgesteld tot 18 september 2025.