ECLI:NL:RBDHA:2024:16302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
09/195362-23 en 09/249442-23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling voor vernielingen en rijden onder invloed

Op 8 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en vernielingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, omdat er redelijke twijfel bestond over de identiteit van de dader. De verklaringen van de getuigen waren tegenstrijdig en de verdachte was niet herkenbaar op camerabeelden. De rechtbank oordeelde dat de aangifte onvoldoende bewijs bood om tot een veroordeling te komen. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het opzettelijk vernielen van meerdere voertuigen en een politiecel. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier weken op, rekening houdend met het strafblad van de verdachte. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder de slachtoffers van de vernielingen en de Nationale Politie. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van sommige benadeelde partijen niet-ontvankelijk waren, omdat de verdachte van de feiten waarop hun vorderingen betrekking hadden, was vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de rol van getuigenverklaringen in strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/195362-23 en 09/249442-23 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 8 oktober 2024
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 24 september 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. de Vries en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R. Dijkstra naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 09/195362-23
1
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Zoetermeer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [naam 1] , opzettelijk van het leven te beroven, die [naam 1] met een fles tegen het hoofd heeft geslagen terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Zoetermeer, althans in Nederland aan [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een communitieve impressiefractuur links pariëtaal (schedelbreuk), heeft toegebracht door die [naam 1] met een fles tegen het hoofd te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Zoetermeer, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [naam 1] met een fles tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk, een of meerdere voertuig(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan:
- [naam 2] , te weten een Audi Q3 voorzien van kenteken [kenteken 1]
- [naam 3] , te weten een VW Polo voorzien van kenteken [kenteken 2]
- [naam 4] , te weten een Opel Adam voorzien van kenteken [kenteken 3]
in elk geval aan (een) ander(en) toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3
hij op of omstreeks 5 augustus 2023 te Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel en/of een politieauto in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Eenheid Den Haag, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
parketnummer 09/249442-23
hij, op of omstreeks 12 juli 2023 te Zoetermeer een voertuig, te weten een brom-/snorfiets (kenteken [kenteken 4] ), heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen
besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid
van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis/THC,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 8,7 microgram cannabis/THC per liter bloed bedroeg,
zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde en het bij dagvaarding met parketnummer 09/249442-23 ten laste gelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van het bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 1 ten laste gelegde bepleit en heeft zich op het standpunt gesteld dat het bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 2 en 3 ten laste gelegde en het bij dagvaarding met parketnummer 09/249442-23 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het de bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding met parketnummer 09/249442-23 ten laste gelegde feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen te verklaren feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2023241089, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Zoetermeer-Leidschendam-Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 155).
De rechtbank gebruikt met betrekking tot feit 2 van parketnummer 09/195362-23 de volgende bewijsmiddelen.
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 september 2024.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 2] , opgemaakt op 5 augustus 2023
(p. 65 en p. 66).
3. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 3] , opgemaakt op 8 augustus 2023 (p. 133 en p. 134).
4. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 4] , opgemaakt op 8 augustus 2023 (p. 131 en p. 132).
De rechtbank gebruikt met betrekking tot feit 3 van parketnummer 09/195362-23 de volgende bewijsmiddelen.
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 september 2024.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 5] , opgemaakt op 5 augustus 2023 (p. 105 tot en met p. 107).
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 augustus 2023 (p. 72 en p. 73).
4. Het proces-verbaal van aangifte door [naam 6] , opgemaakt op 8 augustus 2023 (p. 154 en p. 155).
De rechtbank gebruikt met betrekking tot parketnummer 09/249442-23 de volgende bewijsmiddelen.
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 24 september 2024.
2. Het proces-verbaal rijden onder invloed, opgemaakt op 22 augustus 2023 (p. 57 tot
en met p. 59).
3. Een geschrift, te weten een rapport alcohol en drugs in het verkeer (p. 63 tot en met
p. 65).
3.4.
Vrijspraak feit 1 van parketnummer 09/195362-23
De politie kreeg op 5 augustus 2023 om 05:16 uur een melding om naar de [adres] in [plaats 2] te gaan, waar een vrouw met een fles op haar hoofd zou zijn geslagen. Ter plaatse treft de politie [naam 1] aan, de bewoonster van de woning. Zij ligt op de grond met een bloedende hoofdwond, omringd door glasscherven, en verklaart te zijn geslagen door ene [verdachte] .
[naam 1] heeft later die dag aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij in de nacht van 4 op 5 augustus 2023 is uitgegaan met haar vriendin [getuige] (de later als getuige gehoorde [getuige] ), een jongen die zij kende als [verdachte] en diens vrienden. Na het uitgaan is zij teruggegaan naar haar woning met [getuige] , [verdachte] en twee andere jongens. Op enig moment stond [getuige] buiten met twee jongens en was [naam 1] met [verdachte] in de woonkamer. Toen is zij met een wijnfles van achteren op haar hoofd geslagen, met een schedelbreuk tot gevolg. [naam 1] heeft niet gezien wie haar heeft geslagen.
[getuige] heeft verklaard dat zij die nacht was uitgegaan met [naam 1] , een jongen die zij kende als [naam 7] en zijn vrienden. Na het uitgaan is zij teruggegaan naar de woning van [naam 1] , waar ook [naam 1] en een blonde jongen waren. [getuige] was in de badkamer toen zij geschreeuw hoorde van een man uit de woonkamer. Vlak hierop hoorde zij glasgerinkel. Zij deed gelijk de badkamerdeur open en zag de voordeur open staan. Zij zag de blonde jongen buiten staan wachten met een helm op zijn hoofd. Op dat moment rende de jongen die zij kende als [naam 7] langs haar met een helm op richting de voordeur. In de woonkamer zag zij Noori op de bank liggen. Het dekbed dat op de bank lag zat onder het bloed en naast en op [naam 1] lag glas.
De verdachte is nog dezelfde nacht aangehouden. Hij heeft bij zijn aanhouding spontaan aan de politie verklaard: “ik ben in de woning geweest en ik heb ruzie met haar gehad”. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij degene is die [naam 1] en [getuige] kennen als [verdachte] dan wel [naam 7] en dat hij die nacht met [naam 1] , [getuige] en vrienden van hem in de woning van [naam 1] is geweest. De verdachte heeft ontkend dat hij degene is geweest die [naam 1] met een fles op haar hoofd heeft geslagen; toen hij de woning verliet was [naam 1] nog in orde, aldus de verdachte.
Op beelden van een beveiligingscamera, die gericht was op de looproute vanaf de voordeur van de woning van [naam 1] , is te zien dat omstreeks 05:06 uur een jonge man en een jonge vrouw zich op straat bevinden. De vrouw, van wie uit onderzoek is duidelijk geworden dat het [getuige] betreft, legt haar tasje op de grond en pakt haar telefoon daaruit. Al bellend loopt zij langs het gebouw, het beeld uit. Om 05:06:33 is een klap te horen. Om 05:06:37 is te zien dat [getuige] terug komt lopen in de richting van de camera en vervolgens links het beeld uitloopt. Dan is een harde klap te horen. Te zien is vervolgens dat een persoon met een zwarte jas en een helm op zijn hoofd vanaf de linkerkant in beeld komt, naar de eerdergenoemde jonge man loopt en zij samen langs het gebouw verder lopen, het beeld uit. Kort erna komt [getuige] weer in beeld en is te horen dat zij in de richting waarin de mannen zijn verdwenen hard roept: “Wat heb je gedaan! Kankermongool!”.
De rechtbank concludeert dat op de camerabeelden naar alle waarschijnlijkheid het moment te horen is waarop [naam 1] met de fles op haar hoofd is geslagen. Er is immers een klap te horen, zo’n tien minuten vóór de melding bij de politie. [getuige] staat op dat moment buiten, wat overeenkomt met de verklaring van [naam 1] . [getuige] verdwijnt daarna links uit beeld, in de richting van de woning van [naam 1] . Kort daarna komt zij weer naar buiten; haar hevige reactie op dat moment kan goed worden verklaard doordat zij zojuist [naam 1] ernstig gewond had aangetroffen.
Anders dan de officier van justitie, herkent de rechtbank de verdachte niet op de camerabeelden. Te zien is een persoon met een zwarte jas aan en een helm op. Op de jas is echter geen wit North Face logo te zien achter op de rechterschouder, terwijl de verdachte op camerabeelden van eerder die avond en bij zijn aanhouding een zwarte jas met een wit North Face logo achter op de rechterschouder droeg. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gesteld dat het North Face logo niet te zien was omdat de capuchon eroverheen hing, maar dit is een niet nader onderbouwde veronderstelling. Bovendien is op camerabeelden van de verdachte van eerder die avond te zien dat ook met de capuchon naar beneden, het North Face logo nog steeds zichtbaar was. Voor het overige is het signalement van de jongen op de camerabeelden (spijkerbroek, sportschoenen, donkerkleurige helm met rode ‘duivelsoortjes’) te weinig onderscheidend om conclusies aan te kunnen verbinden. De camerabeelden kunnen dus niet bijdragen aan het bewijs van het daderschap van de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat sprake is van tegenstrijdigheden tussen de verklaring van [getuige] enerzijds en de verklaring van [naam 1] en de camerabeelden anderzijds. [getuige] heeft immers verklaard dat zij in de badkamer was toen zij de klap hoorde, terwijl [naam 1] heeft verklaard dat [getuige] buiten was toen zij werd geslagen, hetgeen ook lijkt te volgen uit de camerabeelden. Het gaat hier om een belangrijk onderdeel van de verklaring van [getuige] : zij heeft immers verklaard dat zij vanuit de badkamer zag dat de jongen die zij kende als [naam 7] wegrende uit de woning. Een en ander had mogelijk kunnen worden verduidelijkt door [getuige] nader te horen en haar met de camerabeelden te confronteren, maar dit is niet gebeurd. Het vorengaande maakt dat ook de verklaring van [getuige] niet kan bijdragen aan het bewijs.
Hetgeen zich overigens in het dossier bevindt, namelijk de aangifte van [naam 1] en de verklaringen van de verdachte dat hij die nacht in de woning was en ruzie had, geven de rechtbank onvoldoende houvast voor de vaststelling dat de verdachte degene is geweest die [naam 1] met de fles op haar hoofd heeft geslagen. [naam 1] heeft niet daadwerkelijk waargenomen dat het de verdachte was die haar sloeg. Zij heeft dit aangenomen omdat zij – naar haar zeggen – toen alleen in de woning met hem was. Dit terwijl het die nacht in en rond haar woning, zo blijkt uit de camerabeelden en uit de verklaringen van [naam 1] , [getuige] en de verdachte, een komen en gaan was van personen. Uit het onderzoek van de politie is niet gebleken wie die andere personen waren en van hen zijn dus ook geen verklaringen opgenomen.
Bij die stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte [naam 1] heeft geslagen met een fles. De verdachte zal daarom van het bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
parketnummer 09/195362-232
2
hij op 5 augustus 2023 te Zoetermeer opzettelijk en wederrechtelijk voertuigen die toebehoorden aan:
- [naam 2] , te weten een Audi Q3 voorzien van kenteken [kenteken 1]
- [naam 3] , te weten een VW Polo voorzien van kenteken [kenteken 2]
- [naam 4] , te weten een Opel Adam voorzien van kenteken [kenteken 3]
heeft beschadigd;
3
hij op 5 augustus 2023 te Zoetermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een politiecel die aan Politie Eenheid Den Haag toebehoorde onbruikbaar heeft gemaakt en een politieauto die aan Politie Eenheid Den Haag toebehoorde heeft beschadigd.
parketnummer 09/249442-23
hij op 12 juli 2023 te Zoetermeer een voertuig, te weten een snorfiets (kenteken [kenteken 4] ), heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten THC, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 8,7 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, en de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om een gevangenisstraf ten hoogste gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht op te leggen en eventueel de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft in de nacht van 5 augustus 2023 onder invloed van alcohol meerdere geparkeerde auto’s beschadigd en hij heeft na zijn aanhouding een politiecel onbruikbaar gemaakt door op de grond zijn behoefte te doen. Door zijn handelen heeft de verdachte een gebrek aan respect getoond voor andermans eigendommen en heeft hij voor schade en overlast gezorgd.
Op 12 juli 2023 heeft de verdachte op de openbare weg een bromfiets bestuurd terwijl hij verkeerde onder invloed van cannabis boven de geldende limiet. Hierdoor heeft de verdachte zich niet als een verantwoordelijk verkeersdeelnemer gedragen en heeft hij de verkeersveiligheid in gevaar gebracht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 juni 2024, waaruit blijkt dat hij eerder veelvuldig is veroordeeld voor misdrijven, waaronder soortgelijke feiten, onder meer tot vrijheidsstraffen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van:
- een Pro Justitia rapportage d.d. 10 november 2021;
- een Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum d.d. 22 augustus 2024, opgesteld door psychiater I. van Outheusden en GZ-psycholoog B.E.W. Nieuwenhuizen;
- een reclasseringsadvies d.d. 13 september 2024, opgesteld door reclasseringswerker [naam 8] .
Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum volgt dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek, waardoor de rapporteurs geen onderzoek hebben kunnen doen naar de (vroege en latere) ontwikkeling van de verdachte. De rapporteurs concluderen op basis van het verleden dat de gedragsproblematiek van de verdachte vroeg in zijn leven is begonnen en een lange aanloop heeft gekend. Antisociale gedragingen lijken een rode draad in het leven van de verdachte te vormen en de diagnose antisociale persoonlijkheidsstoornis is eerder – in de rapportage van 10 november 2021 – wel gesteld, net als een psychopathische ontwikkelingsgang. Dit alles leidt ertoe dat de rapporteurs ervoor hebben gekozen een antisociale persoonlijkheidsstoornis te classificeren. Deze conclusie is louter gebaseerd op dossierstudie. Het is voor de rapporteurs niet mogelijk gebleken om een - forensisch gedragskundig onderbouwd - delictscenario op te stellen. Conclusies over een eventuele doorwerking van de stoornissen in de bewezen verklaarde feiten konden daarmee niet worden getrokken.
De reclassering acht de kans op recidive hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden gemiddeld tot hoog. Ondanks dit risico en ondanks het gebrek aan forensische onderbouwing door het Pieter Baan Centrum, adviseert de reclassering tbs met voorwaarden op te leggen aan de verdachte waarvan onderdeel uitmaakt een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek. Reclasseringswerker [naam 8] is al deskundige ter terechtzitting gehoord. Zij heeft toegelicht dat de verdachte er niet voor open staat een tbs-traject klinisch te starten. Om het één en ander niet op de spits te drijven en te zorgen dat de verdachte gemotiveerd blijft om te werken aan gedragsverandering, adviseert de reclassering te kiezen voor een ambulante start van een tbs-traject bij een forensische polikliniek.
Gelet op het uitgebreide strafblad van de verdachte, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden.
De bewezen verklaarde feiten betreffen geen misdrijven als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Voor deze feiten kan daarom geen maatregel van terbeschikkingstelling worden opgelegd. De rechtbank zal daar dan ook, in weerwil van het advies van de reclassering, niet toe over gaan.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vordering van [naam 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 19.744, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 899,00 aan materiële schade, € 1.345,00 aan immateriële schade en € 17.500,00 aan affectieschade. Voorts is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de gevorderde materiële schade en immateriële schade en tot afwijzing van de gevorderde affectieschade. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de officier van justitie verzocht om op basis van de schattingsbevoegdheid te komen tot toewijzing van een hoger bedrag dan gevorderd.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de gevorderde materiële schade en de affectieschade, af te wijzen.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte van het feit waarop de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.2
De vordering van [naam 9]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.095,39, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Voorts is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert dat de vordering van de benadeelde partij niet kan worden toegewezen.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezen verklaarde feiten. De vordering ziet op schade als gevolg van vernieling van de auto van de benadeelde partij, maar vernieling van die auto is niet ten laste gelegd en bewezen verklaard.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
7.3
De vordering van [naam 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 390,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Voorts is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering af te wijzen voor zover het betreft de schadepost vervangend vervoer.
7.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 2 bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 390,00, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 augustus 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 390,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 2] .
7.4
De vordering van de Nationale Politie, Eenheid Den Haag
De Nationale Politie, Eenheid Den Haag heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 139,40, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade. Voorts is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van € 67,41.
7.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd middels een factuur. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 3 bewezen verklaarde feit tot een bedrag van € 67,41, zijnde de kosten voor het schoonmaken van één politiecel. Voor zover de vordering ziet op kosten voor het schoonmaken van een tweede cel geldt dat het onbruikbaar maken van die tweede cel niet is ten laste gelegd en bewezen verklaard.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 augustus 2023, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De verdachte zal voor het bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 67,41, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2023 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van de Nationale Politie, Eenheid Den Haag.

8.Het in beslag genomen voorwerp

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen genoemde voorwerp, een telefoon, zal worden teruggegeven aan de verdachte.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de telefoon terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelasten van het op de beslaglijst genoemde voorwerp.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
  • 36f, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding met parketnummer 09/195362-23 onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding met parketnummer 09/249442-23 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5. bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van parketnummer 09/195362-23,
onder 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 09/195362-23, onder 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
en
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
ten aanzien van parketnummer 09/249442-23:
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
4 (VIER) WEKEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 9] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [naam 2] toe tot een bedrag van € 390,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [naam 2] ;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 390,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van [naam 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 7 dagen. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Den Haag deels toe tot een bedrag van € 67,41 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2023 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan Nationale Politie Eenheid Den Haag;
bepaalt dat de benadeelde partij Nationale Politie Eenheid Den Haag voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 67,41 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 augustus 2023 tot de dag waarop dit bedrag is betaald ten behoeve van de Nationale Politie Eenheid Den Haag;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op hem kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van 1 dag. Het toepassen van gijzeling ontslaat de verdachte niet van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen;
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1500-2023241089 Goednr: 2997013, Merkloos).
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. T.J. Kodrzycki, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 oktober 2024.