Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 21 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 11 januari 2023 was ingediend. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn beroep ingesteld nadat de termijn voor het nemen van een besluit was verstreken, maar de rechtbank stelt vast dat de beslistermijn in dit geval nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling moest worden genomen door Nederland, omdat een andere lidstaat van de Europese Unie, in dit geval Zweden, verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening. De beslistermijn voor de asielaanvraag begon op 7 september 2023, de datum waarop de uiterste overdrachtstermijn was verstreken. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn door de inwerkingtreding van de WBV 2023/3 is verlengd, waardoor deze pas op 7 december 2024 zou eindigen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de maximale termijn van 21 maanden na indiening van de asielaanvraag niet mag worden overschreden, wat betekent dat de beslistermijn eerder eindigt op 11 oktober 2024.
Aangezien de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, verklaart de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt op 4 oktober 2024.