Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J. Paffen, heeft beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, die voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waaronder achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank heeft een nadere beslistermijn vastgesteld tot uiterlijk 1 november 2024, waarbij zowel het belang van de verweerder om zorgvuldig te beslissen als het belang van de eiser om snel duidelijkheid te krijgen, in overweging zijn genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de uiterste termijn van 21 maanden, zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, niet overschreden wordt.
De rechtbank heeft daarnaast een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500, voor het geval de verweerder niet binnen de gestelde termijn beslist. Tevens zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk op 1 november 2024 een besluit bekend te maken, met inachtneming van deze uitspraak. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.