ECLI:NL:RBDHA:2024:16164
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvragen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan over de beroepen van vier eisers tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen, die zij op 17 maart 2023 hadden ingediend. De eisers, die tot dezelfde familie behoren, hebben op 4 juli 2024 afzonderlijk beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen als samenhangend aangemerkt en op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvragen op 17 september 2023 zou zijn geëindigd. Echter, met de inwerkingtreding van WBV 2023/3 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de beslistermijn pas op 17 juni 2024 is geëindigd. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was, en ziet geen reden om van dit oordeel af te wijken.
Eisers hebben op 17 juni 2024 afzonderlijke ingebrekestellingen verzonden, maar deze zijn door verweerder ontvangen voordat de beslistermijn was verstreken. Hierdoor zijn de ingebrekestellingen prematuur ingediend. De rechtbank concludeert dat de beroepen van eisers tegen het uitblijven van een besluit op hun asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank verwijst naar relevante wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000.