Op 4 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, heeft beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat de beslistermijn van 21 maanden, zoals vastgelegd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn, was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van de termijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag. Indien de minister niet tijdig beslist, verbeurt hij een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de wettelijke vereisten voor het indienen van een beroep tegen niet tijdig beslissen en de specifieke regels omtrent dwangsommen in asielzaken. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor eisers om rechtsmiddelen aan te wenden bij overschrijding van beslistermijnen.