ECLI:NL:RBDHA:2024:16145
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een Syrische nationaliteit met een V-nummer, had tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 4 september 2024, hield in dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling werd genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij niet aan Kroatië zou worden overgedragen voordat er op zijn beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter heeft overwogen dat er relevante informatie is over de opvangvoorzieningen en het risico op pushbacks in Kroatië, die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het beroep van de verzoeker. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State had eerder vragen gesteld over deze opvangvoorzieningen, maar had nog geen uitspraak gedaan. Gezien de onduidelijkheid over de feitelijke situatie in Kroatië, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek van de verzoeker toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat er op het beroep is beslist. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,00. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.