ECLI:NL:RBDHA:2024:16140
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Kroatië
Op 8 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de verzoeker, van Turkse nationaliteit, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had op 19 augustus 2024 besloten om de aanvraag van de verzoeker voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij aan Kroatië wordt overgedragen voordat er op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechter heeft overwogen dat er op 28 augustus 2024 een zitting heeft plaatsgevonden bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin de toegang tot en kwaliteit van opvangvoorzieningen in Kroatië aan de orde zijn gekomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de antwoorden van de minister op vragen over de opvangvoorzieningen in Kroatië van belang zijn voor de beoordeling van het beroep van de verzoeker. Gezien de onduidelijkheid over de feitelijke situatie in Kroatië en het nader onderzoek dat nog moet plaatsvinden, heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek van de verzoeker toe te wijzen.
De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst en bepaald dat de verzoeker niet mag worden overgedragen aan Kroatië totdat er een beslissing is genomen op het beroep. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 875,00. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.